Laatst vertelde een vriend over een restaurant waar hij dat weekend had gegeten. Het was fan-tas-tisch geweest: niet zomaar iets te eten, maar een ware experience. Acht gangen lang laveerde de hemel tussen tong en tanden. Acht gangen lang openbaarden zich smaken die zich achter het kenbare bevonden. Wat was het? Iets met sla, iets met vlees? Eerlijk gezegd kon het me een worst wezen.
Het ene oor in, het andere oor uit, zal ik maar zeggen. Totdat het hoofdgerecht de revue passeerde. ‘Geroosterde duif met een saus van azijn, kwartelei en een olie van zonnebloem’. Mijn eerste gedachte was: duif, is dat lekker? Ik had er weleens eentje tussen m’n spaken gehad, midden op de Dam. Die zag er destijds niet heel veelbelovend uit. Mijn tweede gedachte: een saus van zonnebloemolie, ei en azijn? Dat is godverdomme gewoon de saus van het volk, het gepeupel: mayonaise. Het kon gebeuren, mijn vriend had wel een handje vol van omslachtig taalgebruik. Daarin is hij niet de enige: de laatste jaren is het aan inflatie onderhevig. Noem dit het mayonaise-syndroom: moeilijk maken wat makkelijk is.
Kijk naar de politiek. Toen Rutte in Kabinet-Rutte II sprak over een ‘participatiesamenleving’, bedoelde hij simpelweg keiharde bezuinigingen op het sociale vangnet. En de befaamde ‘vrijheidsbijdrage’ waar Bontenbal mee te koop loopt, is niets meer dan een extra belasting om onszelf in een wapenwedloop te storten. Deze omslachtigheid is natuurlijk niet voor niets. Het is slim, het werkt, het verkoopt. Ik bedoel maar, als een ‘creatieve hub’ een verzamelplek blijkt te zijn voor de reclame industrie, heb je meteen zin om die ‘hub’ in de hens te zetten. Het oog wil wat. Het oor eveneens.
Een andere, veelal onbewuste vorm van het makkelijke moeilijk maken, vind je terug in de Amsterdamse horeca. Vorige jaar las ik een artikel in het Parool over het net geopende Café De Linden. Vroeger, toen in hetzelfde pand Café de Zon huisde, kwamen er voornamelijk types met een stadionverbod over de vloer. Maar die hebben natuurlijk niets meer te zoeken in De Linden, waar alleen kan worden gepind en kalme muziek wordt gedraaid. Of ze hiermee niet de plek zijn die het makkelijke verruilen voor het moeilijke, het ‘lagere’ voor het ‘hogere’, de bruine kroeg voor het ‘yuppencafé’? Welnee joh! Eigenaar Olivier Brackel: ‘We willen simpel blijven […] Een tosti is een tosti, je moet het niet groter maken dan het is.’ Ook andere nieuwe cafés staan te popelen om te verkopen hoe ‘normaal’ ze zijn gebleven. Café Ramses, vernoemd naar de zanger Ramses Shaffy, vindt het blijkbaar noemenswaardig dat ze nog een klassiek fluitje Amstel op het menu hebben staan in plaats van alleen maar speciaalbier, en bij Café Kompleet draait het niet om gedoe, maar om lekkere meuk en zorgeloosheid. Hier kom je om voor the simple things in life: een krantje, een biertje, een tosti. ‘Gewoon hele borden. Geen gezeur, wel gezelligheid’’ aldus de eigenaars in het Parool.
Maar deze realiteit is een schijnrealiteit, waarin de eenvoud die centraal staat door en door voorwaardelijk is. Ze is alleen weggelegd voor degenen die grof geld betalen om lekker gewoon te zijn. Alleen al een normale tosti van Café De Linden kost je 7 euro. Maar deze realiteit heeft vooral schijn vanwege de moeite die gepaard gaat om alles makkelijk te laten lijken. Misschien moeten we iets onbevangener zijn richting de realiteit, zonder meteen iets te willen benadrukken als ‘lekker gewoon’, ‘simpel’, of ‘nonchalant’. Want daarmee kapsel je juist de bewegingsruimte in, en maak je van het ‘makkelijke’ iets moeilijks.
Laat duiven gewoon vliegen.
Tekst Noam Grünfeld
