Het voelt alsof mijn vrienden en ik helemaal alleen zijn op een camping in Gent, midden tussen de motten en zoemende muggen. We vragen ons af wat de beste manier is om mensen te behoeden voor het klakkeloos volgen van een charismatische lijsttrekker, hoe mannen zich kunnen voegen bij het feminisme en bespreken de verschuiving van het overton-venster. Plotseling klinkt de luide stem van onze buurman waardoor onze bubbel knapt: ‘Kunnen jullie wat zachter praten?’.
Een beetje beschaamd discussiëren we fluisterend verder, zonder elkaar aan te kunnen kijken door gebrek aan licht. Om drie uur ‘s nachts heeft de schaamte plaatsgemaakt voor pessimisme. Hoe komt er ooit een consensus in Nederland over de juiste aanpak van crises, als wijzelf, gelijkgestemden over vele zaken, daar niet eens toe komen? En ook: wij hebben al zo vaak gepraat over klimaatverandering, onderdrukking en feminisme, maar niemand van ons heeft daadwerkelijk ooit op een demonstratie gestaan. Niemand van ons discussieert met mensen buiten onze bubbel. Niemand van ons doet daadwerkelijk iets activistisch. De vriendin naast mij zakt moedeloos in haar stoel en vraagt: ‘Ik wil graag wat doen, maar ik weet niet wat. Wat kan ik doen?’ In de stilte klinkt het luide getsjirp van de krekels.
Ik weet dat ook ik na dit gesprek, als een struisvogel, mijn kop weer in het zand steek, denkend dat ik geen wezenlijk verschil kan maken. Ik wil meer doen dan matig bereide tofu eten of korter douchen, aangezien dit weinig effect lijkt te hebben. Daarom heb ik mezelf een paar maanden geleden ingeschreven voor de nieuwsbrief van Extinction Rebellion, hopend dat dit mij een stap dichter bij activisme zou brengen. Maar ik heb nog steeds geen vegan diner van XR Groningen bijgewoond. Waarom niet? Er komen allerlei excuusjes in mijn brein op, maar de waarheid is: steeds komt er iets tussen, ben ik te moe of heb ik geen zin. Op dit moment kijk ik bedenkelijk naar het scherm van mijn computer waarop ik deze column schrijf. Want wat zeg ik, geen zin? Dan maak ik maar zin! Alles in mij schreeuwt dat ik echt een keer bij dit diner wil zijn, maar blijkbaar wordt deze ambitie uit mijn teen- en vingertoppen gezogen zodra ik in mijn bed Dexter ga bingen.
Een vriendin vroeg in de groepsapp of we met haar activistische studiegenoten naar een pro-Palestinademonstratie willen. Iedereen appte enthousiast dat ze mee willen. Ik kijk ernaar uit dat ik met allerlei mensen uit verschillende hoeken, samen tegen onrecht ga staan. En dat andere mensen – die net als ik soms wegkijken – worden geconfronteerd met de werkelijkheid. Een paar maanden terug had ik dit niet gedurfd, ondanks dat ik ook toen de urgentie voelde om op zo’n demonstratie te staan. Het piekerhamstertje in mijn brein vroeg namelijk telkens weer of ik me goed ingelezen had. Of ik écht wist waarvoor ik zou demonstreren. En bij het overwegen van deelname aan klimaatdemonstraties pestte het hamstertje mij door voor het slapengaan horrorverhalen over het waterkanon te vertellen. Daarbij vreesde ik heel stiekem, diep van binnen, om voor klimaatgek te worden uitgemaakt. Want wie wil daar in hemelsnaam mee geassocieerd worden? Denk aan Greta Thunberg, die door enorm veel mensen wordt gehaat, en die beticht wordt van een messiascomplex. Maar even serieus, wat doet ze verkeerd? Zich inzetten voor thema’s waar wij ons allen voor zouden moeten inzetten? Daarnaast worden de vastlijmende, tomatensoep-gooiende activisten vaak belachelijk gemaakt. Maar wat moet je anders doen als niemand naar je luistert? Dan lijkt er geen andere optie dan overgaan naar ‘extremere’ vormen van activisme.
Het antwoord op de ogenschijnlijk ingewikkelde vraag ‘wat kan ik doen?’ is simpelweg dat je iets moet doen. Maar soms vergeten we dat dit niet altijd iets groots hoeft te zijn. Zo kan ik mensen om me heen kennis laten maken met lekker vegetarisch eten (want inderdaad, die bietenbiefstuk is vies, maar de köfte van Terra is fantastisch!), of helpen met de vergroening van mijn faculteit. En hoewel dit een minuscule bijdrage aan een fijnere wereld is, zet je wel degelijk een beweging in gang. En het helpt ook om elkaar te motiveren. Naast de demonstratie hebben mijn vrienden en ik nu samen afgesproken om een keer naar XR’s vegan dinner te gaan. De ik-heb-geen-zin reden om niet te gaan zal ik dan minder snel opbrengen, en hopelijk kom ik zo ook eindelijk van mijn Dexter verslaving af.
PS. Dit is mijn laatste column die ik voor Babel schrijf. Ik ga het schrijven voor jou, Babel-lezer, heel erg missen, maar ik vind het nu tijd om te onderzoeken hoe het is om op andere schrijfplatformen te schrijven. Dankjewel voor het lezen en tot ziens!
Tekst Phoebe Meekel, beeld Lesine Möricke
