Cultuur onder voorwaarden

Tekst door Hannah Born, beeld door Anne Möricke

Door aanhoudende overregulering en het opschorten van subsidies binnen het huidige cultuurbeleid – de komende jaren verdwijnt er 50 miljoen euro aan steun – dreigen veel theaters, makers en instellingen buiten de boot te vallen. De overheid wil dat culturele instellingen, zoals theaters, winstgevender en onafhankelijker worden. De regering investeert minder, maar verwacht meer in relatie tot de culturele sector.

Wanneer gezelschappen, makers en projecten structurele financiering willen ontvangen, dienen ze een aanvraag te doen bij de overheid of een cultuurfonds. Hierbij moeten ze hun activiteiten, balans en meerjarenbegroting inleveren. Op basis van deze documenten kijken beleidsmedewerkers en adviseurs of de subsidievragende instelling in aanmerking komt voor financiële ondersteuning. Maar zelfs als de aanvrager aan alle eisen voldoet en alle regels tot in de puntjes opvolgt, is het ontvangen van financiering niet gegarandeerd. Door een tekort aan geld moeten de cultuurfondsen namelijk keuzes maken. Culturele instellingen moeten door een hele hoop bureaucratische hoepels springen en zelfs dan is het nog maar de vraag of ze worden uitgekozen; de fondsen kunnen namelijk niet iedereen geld geven en hun beleid lijkt, in mijn opzicht, steeds meer een gevalletje iene-miene-mutte te worden. De theaters die aan het kortste eind trekken, krijgen te weinig of helemaal geen geld en moeten vervolgens vechten om hun cruciale structurele financiering op een andere manier te verkrijgen.

Een van de theaters die het afgelopen jaar een steun- en lobbycampagne zijn begonnen om toch nog de nodige subsidie te krijgen, is het Amsterdamse Bostheater. Dit is een openluchttheater midden in de bossen van Amstelveen. Op 1 augustus vorig jaar kreeg dit theater een positief advies van Het Amsterdamse Fonds voor de Kunsten (AFK), maar geen subsidie. Het AFK is een fonds dat geld krijgt van de gemeente Amsterdam om te verdelen over subsidie-aanvragende makers, theater en projecten. Dit geld wordt elke vier jaar herverdeeld. Het fonds had niets aan te merken op de ingeleverde documenten van het Bostheater en adviseerde dan ook om het hele aangevraagde bedrag toe te kennen. Dit is een zogeheten positief advies, maar omdat het AFK te weinig geld had om te verdelen onder alle subsidieaanvragers, kreeg het openluchttheater niets. Het Amsterdamse Bostheater belandde bij het AFK onder de culturele zaaglijn en kreeg nul euro subsidie. 

Ingejan Ligthart Schenk, directeur bestuurder van het Amsterdamse Bostheater, zit op de tribune van zijn buitenschouwburg, waar hij een diepe zucht slaat. ‘Oh, daar gaan we weer’ was zijn eerste reactie op het horen van de beslissing van het AFK. Terwijl de ondergaande zon filtert door de bomen van het Amsterdamse Bos, vertelt hij dat dit niet de eerste keer is dat het Bostheater in deze positie terechtkwam. Vier jaar geleden ging het namelijk precies zo. Toen het Bostheater in 2020 zijn aanvraag indiende, kwam het theater in dezelfde situatie terecht: positieve feedback op het ondernemingsplan en de begroting, maar geen subsidie. De directeur moest toen, net zoals het afgelopen jaar, door het  bureaucratische vuur om de gemeentelijke overheid zover te krijgen zijn theater toch wel financiële ondersteuning te geven. Het grootste argument dat Ligthart Schenk dit jaar kon aandragen, was de grote investering die de gemeente een aantal jaar geleden heeft gedaan in het Bostheater om het gebouw zelf te onderhouden. Als het theater de komende vier jaar geen subsidie zou ontvangen, zou het ophouden te bestaan, waarmee de miljoeneninvestering van de gemeente in weggegooid geld zou veranderen. Daarnaast zette de directeur samen met zijn team een publiciteitscampagne op: door heel de stad waren posters te zien met slogans zoals “Kap het Bostheater niet”. Ook begon hij met lobbyen, plannen schrijven en ‘politieke haakjes uitslaan’. En dat werkte: de gemeente heeft besloten het podium zijn volledig aangevraagde subsidie te geven voor de beleidsperiode 2025-2028. 

Ondernemingsplannen, toekomstbeelden en winstmarge overschreeuwen waar het eigenlijk om draait: het maken van kunst.

Een goede afloop en een grote opluchting voor alle medewerkers, partners en toeschouwers van het Amsterdamse Bostheater. Op de vraag of de subsidiestrijd nu gestreden is, zegt Ligthart Schenk dat het aanvragen van financiële steun inherent is aan het vak. Impliciet lijkt hij hier te wijzen op het feit dat je bij dit proces ook af en toe ‘nee’ te horen krijgt en dat de toekomst van een theater op de lange termijn nooit helemaal zeker is. De manier waarop de cultuursector is opgebouwd, maakt instellingen, zoals theaters, vaak afhankelijk van externe financiële steun. Om deze steun dan vervolgens te krijgen, moet een instelling zichzelf bewijzen, goede toekomstplannen maken en zich daar ook nog eens aan houden. Ligthart Schenk is redelijk positief over dit systeem. Niet elke instelling is nou eenmaal altijd even relevant, zo zegt hij. In mijn ogen lijkt het alsof instellingen in het huidige culturele klimaat zichzelf constant moeten uitdagen om beter, groter en diverser te worden.

Ingejan Ligthart Schenk zit al jaren in de theaterwereld en heeft heel veel ervaring met het aanvragen en verkrijgen van subsidie. Ik, als nieuwkomer in dit wereldje met beperkte kennis over structurele subsidie en nog beperktere kennis over het juridisch aspect ervan, sta af en toe met open mond van verbazing om mij heen te kijken. Een theater en/of maker kan zich aan alle bureaucratiserende regels houden, maar nog steeds geen subsidie krijgen, en dat alleen omdat het geld op is. Er heerst een soort algemeen geaccepteerde voor-wat-hoort-wat, waarbij de culturele instellingen altijd aan het kortste eind trekken. Progressieve projecten en standpuntinnemende makers moeten geld sprokkelen bij private fondsen, bij het grote publiek of opnieuw aankloppen bij de gemeente. Volgens de directeur van het Bostheater moet er geen of-of-situatie gecreëerd worden binnen het cultuurbeleid, maar, vanuit mijn perspectief, is dit jammer genoeg wel de realiteit. Fondsen krijgen te veel aanvragers vanuit de sector en te weinig budget van de overheid. De instanties met het zeggenschap over de geldbuidels moeten dan keuzes gaan maken, keuzes waardoor theaters failliet gaan en makers zonder werk komen te zitten. Natuurlijk moeten er grenzen getrokken worden; er kan niet oneindig veel geld de cultuursector in worden gepompt. Helaas lijkt het in mijn ogen alsof de manier waarop het beleid nu in elkaar zit een meer verstikkende werking heeft op de diversiteit en breedheid van de cultuursector dan dat het een emanciperend effect heeft. De bureaucratisering van de cultuursector, waarbij ondernemingsplannen, toekomstbeelden en winstmarge het belangrijkst zijn, overschreeuwen waar het eigenlijk om draait: het maken van kunst. 

Gelukkig is het Bostheater in staat geweest het tij te keren en de benodigde steun te ontvangen. Er zijn heel veel meer theaters, makers en instellingen die zich door dit systeem hebben geworsteld en de aankomende vier jaar wel de ruimte krijgen om toneel en kunst te creëren. Hiermee gaan ook instellingen gepaard voor wie het niet is gelukt en wiens toekomst dus onzeker is. Het cultuurbeleid in Nederland is niet slecht, maar er is zeker ruimte voor verbetering. Tot die tijd moet de theatersector roeien met alle beschikbare riemen die er te vinden zijn.

Plaats een reactie