Tekst door Pleun Kraneveld, beeld door Eeva Kriek
Nieuwbouwwijken, havens, fabrieken en uitgestrekte landbouwvelden. Deze beelden kleuren al ruim vijfentwintig jaar het uitzicht waar Erik de Jong, het kloppend hart van Spinvis, de inspiratie voor zijn muziek vandaan haalt. Zijn thuisstudio, Het Vaticaan, bevindt zich in hartje Nieuwegein. ‘Dit is écht Nederland’, vertelt Erik, wanneer ik hem naar de buurt vraag.
Wie Het Vaticaan binnentreedt, zoals Erik zijn studio noemt, zou in eerste instantie denken dat de studio toebehoort aan een muzikant die zijn laatste album heeft gemaakt. In de verder lege studio liggen alleen nog een ukelele, twee gitaren, een accordeon en een gedemonteerd drumstel. De bassdrum herbergt een aantal kussens die dienen als het bed van een slapende kat. Het instrument is een souvenir uit Eriks tijd op het conservatorium, waar hij zijn opleiding als drummer volgde. Wanneer ik enigszins verbaasd naar de weinige instrumenten in zijn studio vraag, vertelt Erik dat zijn meest gebruikte instrumenten in het busje voor zijn huis liggen. Januari was een drukke maand voor Erik, een maand waarin hij zo’n drie keer per week voor een nieuw publiek stond. Maar zodra het toeren achter de rug is, keert Erik weer terug naar Nieuwegein.
‘Toen ik 20 jaar oud was, heb ik een nummer geschreven genaamd “Hoe zal het later zijn?”. In het refrein zong ik “New York of Nieuwegein”. Destijds was mijn idee dat je leven, als je in Nieuwegein belandde, mislukt was. Dat vond ik toen echt een schrikbeeld. Ik had een romantisch beeld van de wereld bezeilen en kunstenaar worden. Maar goed, dan ben je 20 en dan heb je dat soort fantasieën.’
Dat hij bijna een halve eeuw later toch in Nieuwegein is beland, noemt Erik een demografische lotsbestemming.
‘We denken graag dat we veel te kiezen hebben. Natuurlijk heb je veel opties in het leven, maar het valt eigenlijk wel mee hoeveel je werkelijk te kiezen hebt. We zitten allemaal in statistieken. Je bent een man die in Utrecht woont en uiteindelijk een gezin sticht, een huis wil met een tuin en ruimte voor de kinderen. Dat stond allemaal al geschreven, dat stond al vast. De architecten van Nieuwegein kregen de opdracht om een plek voor mensen zoals ik te maken. In die zin is Nieuwegein een gelukt project.’
Zo stond het ook in statistieken dat Erik als beginnende muzikant post sorteerde bij PostNL in Nieuwegein en Utrecht met soortgelijke aspirant-muzikanten. Het was een logische stap na zijn opleiding, en later een goudmijn voor zijn loopbaan als artiest.
‘De verhalen van de mensen met wie ik daar werkte, zijn nog steeds mijn grootste kapitaal. Ik werkte lange nachtdiensten en raakte met mijn collega’s aan de praat. Als mensen voelen dat je geïnteresseerd bent, gaan ze praten en ik hoorde daar de gekste en meest interessante verhalen. Die verhalen heb ik in mijn boekjes opgeschreven en ik heb alles bewaard.’
Het zijn die vreemde en geladen beeldende verhalen van anderen die hem aanzetten tot schrijven. Bij de emotie begint het werk pas; daarna kan hij zijn verbeeldingskracht volledig de vrije loop laten. Het is juist die kracht tot verbeelding, aldus Erik, die hem tot Spinvis heeft gemaakt.
‘We hebben niet voor niets onze verbeeldingskracht gekregen. Je kunt alles verzinnen en dat doe ik ook. Natuurlijk is het allemaal wel gebaseerd op echte gebeurtenissen of echte mensen, maar daar begint het mee. Vanaf daar ga je werken en maak je er kunst van.’


Emoties vormen de bron van kunst, niet de voltooiing ervan. Althans, zo heeft Erik het altijd gezien. Zelfs in zijn jonge jaren, toen hij in de punkmuziek zijn uitlaatklep vond, werd er niet letterlijk over emoties gezongen. Over de ontwikkeling van de popmuziek verbaast Erik zich dan ook weleens.
‘Wat me nu opvalt aan de huidige popmuziek zijn vooral de teksten; die zijn hyper direct en persoonlijk geworden. Het gaat vooral om je eigen pijn, je eigen trauma’s en je eigen psychische problemen en relaties. Dat bestaat natuurlijk ook allemaal, maar dat daar zo direct zonder enige vorm van verbeeldingskracht over wordt gezongen, is wel echt heel nieuw. Ik noem het bijna “therapiemuziek”. Laatst hoorde ik een nummer met het refrein “gooi je trauma’s op tafel” en ik dacht echt: jeetje, wat is dit nou? Persoonlijk vind ik dat niet heel mooi, maar het is wel heel interessant dat dit soort muziek ontzettend aanslaat, en dat er blijkbaar een enorme behoefte is om naar dit soort muziek te luisteren. ’
Of ik zijn woorden als kritiek kan bestempelen, weet Erik niet zeker.
‘Als ik hier kritiek op lever, ga ik het beoordelen als een ouder iemand, of iemand van vroeger. Mijn intuïtie vertelt mij dat dit stom is. Maar dan moet ik mezelf kritisch bekijken en bedenken: waarom vind ik dit zo stom, want mensen vinden het blijkbaar heel mooi.’
Zelf heeft Erik de betekenis van muziek altijd op een andere manier opgevat.
‘Als je muziek maakt, gaat het, naar mijn mening, meer om zeggingskracht dan om de bedoeling. Emoties zijn een katalysator om iets anders te gaan maken. Muziek gaat om klank, het gaat om geluid. Het gaat om wat uit de speakers komt en wat het voor de luisteraar betekent. Op het moment dat het uit de speaker komt is het al iets. Je stem is een heel bijzonder muziekinstrument; het kan een melodie maken, maar ook een beeld in je hoofd vormen. Maar als ik “tuin” zing voor een groep heeft iedereen een andere tuin in zijn hoofd. De stem is in die zin een tovermachine. En dat is genoeg. Je hoeft niet te gaan vertellen hoe erg dit is of hoe erg dat is. Emoties zijn inherent aan muziek, die hoef je ook niet te benadrukken.’
In relatie tot het Babel-thema deze maand vraag ik hem of verdwalen belangrijk is voor zijn proces van muziek maken.
‘Verdwalen is het heerlijkste deel van muziek maken. Als je de zee in loopt, is er een moment dat je tenen niet meer het zand aanraken, dat is precies waar je wil zijn. Als je niet meer precies weet wat je aan het doen bent. Als je een liedje maakt, heb je een aantal concepten en een periode waarin niemand weet wat je aan het doen bent. Je bent de god van je eigen tuin. Vooral wanneer je nog niet precies weet wat het gaat worden, is het verdwalen de grootste gunst. Het hoofdpad wandel je af, het zijpad blijkt veel belangrijker te zijn. Alleen zijn is een essentieel onderdeel van het creatieve proces, je kan ook niet met z’n allen een boek schrijven of een kunstwerk maken, dat doe je echt zelf. Ik zit constant te verdwalen door experimenterend op knopjes te drukken. ’
Ik wil niet iemand worden die al het moderne afwijst
Erik draait naar zijn computer, waar een muziekprogrameringspagina openstaat, en toont mij direct hoe hij in zijn eigen muziek kan verdwalen.
‘Dit is mijn verdwaalmachine, je hebt hier een loep optie die je aan of uit kan zetten. Op deze manier kan je horen of een andere akkoordenprogressie misschien beter klinkt. Ik kom zo op nieuwe vette overgangen waar je eerst nooit aan had gedacht. Ook kan ik een instrument weghalen, zoals de bas of de orgel, en besluiten of het dan beter klinkt. Ik kan echt eindeloos blijven experimenteren met zo’n apparaat.’
Toch waarschuwt Erik dat de persoon die zich in de technische perfectie verliest, zijn eigen intuïtie kan verstommen en daarbij de essentie van zijn muziek verliest.
‘Het gevaar is dat je te handig en professioneel wordt. Je kan aan een paar knoppen draaien en dan weet je dat het wel goed zit. Maar dat is natuurlijk niet hoe het moet. De muziek moet magisch, bijzonder zijn. Als je te veel weet, is er een gevaar dat die magie verdwijnt. Het gevaar is dat je te slim en te handig bent. Het zoeken, het twijfelen en het dwalen is een gereedschap in de muziek maken.’
Erik zoekt daarom het niet-weten bewust op.
‘Laatst heb ik een doek gekocht en ben ik gaan schilderen. Ik wou voor het eerst weer voelen hoe het is om ergens niet goed in te zijn. Ik heb een doek en olieverf gekocht en ik ging maar aan de slag, om maar te kijken hoe het is om iets te maken zonder ook maar iets te weten. Het was een magisch gevoel.’

Erik is vier dagen voor de dag van onze ontmoeting 64 jaar oud geworden. Een getal dat hem recht in de ogen aankijkt, en waar hij zichzelf niet in wil verliezen.
‘Ik wil niet iemand worden die al het moderne, al het nieuwe afwijst. Ik doe heel erg mijn best om mezelf te analyseren, kritisch te blijven en na te denken over waarom ik doe wat ik doe. We hebben natuurlijk allemaal onze biologische klok. Ik ben geneigd om daarin mee te gaan, ik moet mezelf dus echt blijven vertellen dat hetgeen wat ik vroeger luisterde echt niet beter is dan de moderne muziek. Ik ga mee met de tijd, en de tijd gaat met mij mee.’
Dat Erik met de tijd meegaat, is aan zijn huidige samenwerkingen te merken. Recentelijk heeft hij samen met De Ploegendienst – een jonge hardcore punkband uit Amsterdam – een nummer uitgebracht. Nog recentelijker is hij een samenwerking met Joost Klein – muzikant en voormalig kandidaat van het Eurovisie Songfestival – aangegaan. Erik haalt veel energie, enthousiasme en inspiratie uit deze samenwerkingen.
Als je de zee in loopt is er een moment dat je tenen niet meer het zand aanraken, dat is precies waar je wilt zijn.
‘Mijn handschrift heeft wel vaak raakvlakken met dat van jonge artiesten, zoals Joost Klein. Joost is echt een popicoon. Vorm en inhoud gaan in de popwereld altijd hand in hand, en dat doet Joost heel goed. Ook de nummers van De Ploegendienst zijn erg vierkant en abstract. Dat heeft ook veel raakvlakken met mijn eigen teksten. ’
Hoewel Erik zich over de decennia heen steeds bewuster is geworden van het belang van vorm in de popmuziek, is de inhoud voor hem, wanneer hij voor het publiek staat, nog altijd het belangrijkst.
‘Wat ik in elk geval probeer te doen is niet tussen de luisteraar en het lied in te gaan staan. Dus ik probeer enkel de boodschapper te zijn van mijn tekst. Ik ga niet uitdrukken wat ik voel of wat je zou moeten voelen, ik vind dat zelfs storend. Het is niet aan mij om de luisteraar te vertellen wat ze moeten voelen. Het belangrijkste is hoe de luisteraar mijn teksten interpreteert. Dat is waar al het mooie gebeurt. ’
En deze luisteraar, vertelt Erik, is nog steeds aan het veranderen.
‘Mijn publiek is de laatste paar jaren veel veranderd. Er zijn veel jonge mensen die naar mijn muziek luisteren. Dat is echt zomaar gekomen, een nieuwe generatie die toch opnieuw de muziek ontdekt.’
