Werelden vol klank en kleur

Tekst door Dominique Seelen, beeld door Winohah den Bosch

Tienduizend uur studeren en je bent een prof. Dat is de regel. Geen wonder dat de meeste conservatoriumstudenten zich te pletter repeteren. Wanneer je door de gangen van het conservatorium loopt, klinkt er een mix van herhalende toonladders en kreten als: ‘Urgh, waarom doen mijn vingers niet wat ik wil!’ Maar er is een grotere kracht dan urenlange studie, die een echte prof tot in de puntjes beheerst: verbeelding.

Het klinkt misschien wat overdreven, maar veel conservatoriumstudenten studeren zich daadwerkelijk de blaren op de vingers. Het is geen doel op zich: perfecte techniek is een middel om de muziek tot de verbeelding te laten spreken. Valse noten verhinderen het publiek weg te dromen. Verbeelding is de sleutel tot succes en loopt daarom als een rode draad door het studieproces.

Dag 1: Op ontdekkingsreis

De datum voor mijn concert is geprikt, tijd om aan de slag te gaan. Het begint allemaal met het kiezen van een muziekstuk waar ik mijn tanden in ga zetten. De keuze is reuze, maar twee vioolstukken staan hoog op mijn verlanglijstje: de vioolconcerten van Tschaikovsky en Glazunov – twee fantastische Russische componisten. Het eerste heeft een warme en melancholische sfeer. De tweede stelt me op de proef, maar beloont me met fantastische heroïsche melodieën. Ik pak mijn mobiel erbij en zoek van beide mijn lievelingsversie op. Ik druk op play, sluit mijn ogen en zie mezelf op het podium staan. Omringd door de stilte van de zaal strijk ik de eerste duistere noten, gevolgd door een snel loopje waarmee de zon doorbreekt en een gloed van geluk de zaal instroomt – Tschaikovksy wist wat hij deed. Dan speel ik het andere filmpje af: het derde deel van Glazunov. Ik zie mezelf al op het podium staan: euforie en trots gieren door mijn lijf. Ondanks de razend lastige noten voelt het alsof de wereld aan mijn voeten ligt. Ik open mijn ogen en wacht een paar seconden. De klanken van Tschaikovsky galmen het sterkste na in mijn hoofd en wakkeren het vuurtje in mijn hart aan: de keuze is gemaakt.

Dag 4: Aan de bak (of toch niet)

De bladmuziek ligt geduldig op mijn muziekstandaard te wachten om volgekrabbeld te worden. Hoewel mijn handen altijd jeuken zodra ik de bladmuziek in huis heb, is het de truc om mezelf te beheersen en níet gelijk naar mijn viool te grijpen. De allereerste stap is om de opname er weer bij te pakken, de partituur open te slaan en mee te lezen. Terwijl mijn ogen over de noten glijden, stel ik me voor hoe ze zullen voelen in mijn handen. Soms merk ik dat mijn vingers een andere reflex hebben dan de beweging die ze eigenlijk zouden moeten uitvoeren. Alsof mijn brein de muziek heeft geregistreerd, maar mijn handen niet de juiste output leveren. Die plekjes zijn altijd het moeilijkste om later in te studeren, reden dus om mijn meest gebruikte krabbeltje (‘studeren!’) erbij te pennen.

Dag 5: Aan de bak (nu echt)

Nu is het een kwestie van de noten leren. Het is een traag proces en vergt veel uithoudingsvermogen. Ook al hoor ik in mijn hoofd al de perfecte opname, de beheersing van de noten moet ik opbouwen. Alles wat snel en virtuoos gespeeld wordt, moet eerst kalm en langzaam ingestudeerd worden. 

Gelukkig heb ik zo mijn trucjes. Een lastig loopje bijvoorbeeld – snelle noten achter elkaar – is al veeleisend voor de vingers aan mijn linkerhand, maar vaak even irritant voor mijn rechterstrijkhand. De oplossing is om één van de twee voor de gek te houden en de ander op de proef te stellen. Dat gaat zo: ik strijk de juiste snaren aan, maar zet mijn vingers er niet op neer. Het klinkt vreselijk, maar als ik me door die hartverscheurend lelijke melodie heen bijt, verbetert mijn coördinatie aanzienlijk. Ik train mijn oren om de juiste melodie te horen en mijn vingers om de juiste reflexen te beheersen. Het is een oefening die mijn ego en geduld op de proef stelt, maar op den duur betaalt het zich uit.

Dag 35: Eind op weg!

Na een hoop studeerwerk is het eindelijk zover: mijn vingers beginnen vat te krijgen op de geniepige noten. Een pianist zal mij tijdens het concert begeleiden, maar aan het begin van onze repetitieperiode voelt het vooral alsof hij me aan het dwarsbomen is. Bij het openingsdeel van Tschaikovksy’s vioolconcert heb ik het beeld van een onstuimige winteravond die verandert in een serene en paarsgekleurde zomernacht. De pianist heeft vaak iets totaal anders voor ogen, bijvoorbeeld een hopeloos verliefde man wandelend langs een riviertje. Wanneer we voor het eerst samen spelen, klinkt het alsof een verliefde man overlijdt in een tornado. De kunst is daarom om beide verhalen samen te laten smelten. Dat gaat niet door letterlijk te vragen: ‘Zullen we die man laten wandelen in een zomernacht in plaats van langs die rivier?’ Het is eerder een onuitgesproken vorm van communicatie. Je begrijpt elkaars timing en past je aan aan elkaars timbre. Langzamerhand vormt zich één verhaal.

Dag 53: On stage

De dag van het concert. De meeste concerten geef ik ‘s avonds, dus ‘s middags mag ik in de zaal inspelen om alvast te wennen aan hoe de klanken van mijn viool zich door de zaal verspreiden. Soms kaatsen ze hard terug, soms kan ik strijken wat ik wil en hoor ik slechts een fluisterzachte echo. Ik leer wat de zaal van mij vraagt, en wat hij me teruggeeft. Alles voor het optimale resultaat tijdens het moment suprême.

Het begint te roezemoezen wanneer het publiek arriveert. Na een paar zenuwslopende minuten achter de coulissen betreed ik het podium. De warmte van de lampen omhelst me en het licht doet mijn viool schitteren. Ik knik naar de pianist, zet mijn viool aan mijn kin en neem een diepe ademteug. Ik begin met strijken en laat de klanken hun weg vinden. Het eerste thema vloeit als een nachtgloed over het publiek, waarbij ik hier en daar een twinkelende ster laat oplichten. Met een vloeiende streek zweef ik naar het volgende thema, waar wispelturige hoge klanken achterna worden achterna door een jagende pianobegeleiding. Terwijl ik me een weg baan door mijn eigen gecreëerde wereld, nader ik de finale. Bij het slotakkoord gooi ik mijn stok in de lucht, alsof ik de inhoud van mijn viool voor een laatste keer bevrijd. En dan is het voorbij: mijn verhaal is afgelopen.

Na het applaus loop ik het podium af en hoop ik dat ik het publiek mee op reis heb kunnen nemen door mijn fantasie. Dat is het mooie aan muziek maken: je opent een deur naar een wereld waar alle emoties en ideeën mogelijk zijn – voor iedereen. Het was niet voor niets dat de beroemde Italiaanse componist Rossini ooit zei: ‘De taal van de muziek is voor alle generaties en naties; hij wordt begrepen door iedereen, aangezien hij begrepen wordt met het hart.’

Plaats een reactie