De vele stiltes van het museumplein

Tekst door Job Korten

Het is 1883. Net buiten de stadsgrenzen, in een veenweide ten zuiden van het Rijksmuseum, worden 2186 heipalen de grond in geslagen: hier zal een Concertgebouw komen. Terwijl de twee iconische gebouwen baksteen na baksteen vorm beginnen te krijgen, is de schaatsbaan tussen hen omgetoverd tot een koloniale tentoonstelling. Van stilte is in 1883 geen sprake op het Museumplein, maar ook aan de stilte wordt druk gebouwd.

De stilte is geen regulier van het Museumplein. Nee, ze trekt liever de uithoeken van de stad in, of verblijft op haar aangewezen rustplaats: de Begijnhof. Toch gebeurt het zo nu en dan dat de stilte voorzichtig over de uitgestrekte velden van het Museumplein dartelt. 

Afbeelding met buitenshuis, gebouw, Fotopapier, hemel

Automatisch gegenereerde beschrijving

Nu, ze heeft het niet makkelijk, de stilte. Het feit dat we haar een naam hebben gegeven duidt al op ons instinctieve ongemak met haar aanwezigheid. Ze is natuurlijk juist de afwezigheid van geluid, dus als we haar het geluid ‘stilte’ toekennen, en iets zeggen als; “wat is het stil hè?”, doen we haar eigenlijk direct teniet. Dan is het Museumplein daarbij ook nog eens een buitengewoon vijandige plek voor onze arme stilte. Het is nu al grofweg 140 jaar het speelveld voor allerlei activiteiten van groot volume. Zo was de aanbouw dus een percussie van heipaal en hamer, maar werd hier ook kort daarna onder luid gejuich het eerste officiële wereldkampioenschap schaatsen gewonnen door de Nederlander Jaap Eden. Vervolgens werd gedurende de bezetting kans gezien om er maar eens een paar ambachtelijke bunkers neer te zetten, die in de jaren ‘50 subiet opgeblazen zouden worden; een kortstondige doch rumoerige affaire. In dezelfde vijftiger jaren vond men overigens niets mooier dan een dikke vette snelweg, en in het puin van het half opgeblazen park harkte men toen maar de Klinkerweg bij elkaar, die later bekend zou staan als de ‘kortste snelweg van Nederland’. In de opstandige jaren ’60, ’70 en ’80, een tijd van okselhaar, permanentjes en een vermoedelijk gebrek aan deodorant, werd het betonnen weiland voornamelijk gebruikt als stopbord. Dat wil zeggen: de mensen maakten protest. Zo was er in ’77 de demonstratie tegen verkeersonveiligheid, waarbij men in groten getale met hun fiets op het plein lag. In ’81 vond een van de grootste protesten in de Nederlandse geschiedenis plaats: 420.000 mensen spraken zich uit tegen de komst van nieuwe kernwapens naar Europa.De Klinkerweg, 1955.

Het huidige gezicht van het Museumplein verscheen in de jaren ’90 , met de afbraak van de Klinkerweg. Bij het schrijven van dit stuk, en het leren over de weelde aan visies die zich op dit perceel hebben voltrokken, voel ik me toch geneigd dat te omschrijven als een ‘glow-down’. Het is een beetje alsof de tuinen van Versailles gerenoveerd zouden zijn door een kind dat voor de eerste keer een geodriehoek heeft ontvangen. Drie betonnen olifantenpaadjes doorkruisen rakelings het immer stervende grasveld – ’s zomers opgevuld door mensen die het Marineterrein vermoedelijk niet weten te vinden – en leiden de voetgangers die ze bewandelen heel kundig naar geen enkele plek in het bijzonder. Ook is in deze tijd het ‘ezelsoor’ tussen het Concertgebouw en het Stedelijk Museum opgetrokken. Dit doet het meest denken aan een woonkamer waarin een kind een Albert Heijn stuk maakt en daarna verstopt onder de hoek van het tapijt, in de hoop dat moeder Halsema er niet achter zal komen. In 2008 was er een plan om het Museumplein te renoveren. Het zou een ‘hoofdstedelijk karakter’ moeten krijgen, en het Concertgebouw meer moeten betrekken bij de rest van het plein. Het bereikte gewrocht van deze grootse stedenbouwkundige ambities is de verplaatsing van de hoofdingangen van enkele musea naar de Museumpleinzijde. 

Honderdeenenveertig jaren rumoer, zodoende. Maar, denk je nu, lieve lezer, Rumoer? Het thema van deze editie is toch ‘stilte’? Vlijmscherp! Maar dat is het nou juist: de stilte is het Museumplein niet vertrouwd. Toch is – hoewel het plein zelf nauwelijks stil is – de stilte kind aan huis in de gebouwen die haar omringen. De bouw van het Museumplein is onbedoeld de bouw van een theater geworden, waar de stilte tegen een decor van monumenten, en voor een publiek van lantaarns een monoloog opvoert. In het Rijksmuseum horen we de oude houten vloeren kraken onder het gewicht van de stilte, die minstens even sierlijk in het pand hangt als de stillevens van ’s vaderlands grootsten. Er bestaan stiltes van verwachting in het Concertgebouw, in de luttele momenten voordat er een stuk aanvangt, of tussen de delen van een stuk in, waarin het publiek, musici en componist allemaal deel uitmaken van een groot orkest dat de stilte slechts seconden opvoert. In het Van Gogh is de stilte vastgelegd in duizend kleuren, landschappen zonder mensen, bomen zonder blad, en dansende sterren, versmeltend in een stille hemel. Ten tijde van deze editie,  in het jaargetijde dat van Gogh zoveel afbeeldde, bezoekt de stilte voorzichtig het Museumplein.

De herfst, waarin de mensen zichzelf weer zorgvuldig beginnen in te pakken in lagen textiel, in de prille hoop dat het ze zal behoeden voor de koude regen. Wanneer de kleuren weer besmet worden met het groengrijs, de dingen steeds iets bleker met elke zonsondergang, en de mensen hun klapstoelen- en tafels opbergen en verdwijnen van hun straathoeken. Het is in deze prille tijd, de tijd van thee en boeken lezen, van koffie in het ochtenddonker en kabeltruien, van studie en van stilte, dat rumoer ’s nachts niet meer op het Museumplein te vinden is. Klokslag drie uur, wanneer de mensen slapen, en slechts de nachtbrakers nog door de straten zwalken, is de stilte op het Museumplein. En hoewel ze soms kort wordt weggejaagd door echo’s in het donker, hun oorsprong onbekend, komt ze al gauw terug. Des te mooier geworden door haar korte afwezigheid. Maar de snaren worden in het Concertgebouw gestemd, en de lansen en vaandels van de Nachtwacht rinkelen wanneer ze zich klaarmaakt voor de eerste bezoekers. Voor zonsopgang is de stilte hier verdreven, maar ‘s nachts kan je haar horen, tussen de lampen op het plein.

Plaats een reactie