Wilders heeft een lesje Plato gehad

Tekst door Tania Alhashimi

Dat 22 november 2023 een dag van politieke opschudding zou zijn, kon bijna niet anders. Toch was de schok er niet minder groot om toen Wilders een grote overwinning behaalde bij de Tweede Kamerverkiezingen. Hoe kon juist dit anti-liberale en anti-democratische gedachtegoed groeien in een ogenschijnlijk sterk tolerant en democratisch land als Nederland?

Ik denk niet dat ik ooit vaker op één dag de onthutste uitroep ‘Hoe kan dit zijn gebeurd?’ gehoord heb. Het leek wel een soort slechte politieke flashmob: iedereen die ik sprak in Amsterdam was gelaten, geschrokken en verdrietig, en moest dat laten blijken door in koor, te pas en te onpas, dit kleur bekennende zinnetje te zeggen. Daarentegen zei een FvD-stemmende vriendin van me dat ze het wel grappig vond dat iedereen in de Randstad zo geschrokken was; daar was de ‘linkse elite’ toch mooi even van haar veganistische troon geslagen. Misschien kwam het wel door die verkiezingsrouw dat mijn doorgaans goedgemutste blauwharige barista vergat een hartje te schenken in mijn havercappu. 

Ondanks de grote schrik waren er duidelijke voortekenen voor deze verkiezingsuitslag. Hoewel Nederland (in het buitenland) bekendstaat als een tolerant en liberaal land, wijzen huidige sociaal-politieke tendensen eerder op de teloorgang van deze democratische cultuur. De nesteling van de Amerikaanse culture wars in het Nederlandse discours – het idee van een existentiële cultuurstrijd tussen links en rechts, of progressief en conservatief – illustreert bijvoorbeeld dat democratisch-liberale waarden, zoals gelijkheid en tolerantie naar minderheden, stevig onder druk staan. 

Deze democratische erodering is alleen niet beperkt tot cultuur: het is ook gaan nestelen in het stemgedrag van mensen in Nederland. Zo lijkt strategisch stemmen, wat in feite de veelzijdigheid aan gerepresenteerde politieke perspectieven vermindert, eerder een nieuwe norm in wording dan te worden ontmoedigd. Het miezerige overblijfsel van wat ooit een sterk links-progressief electoraat was, probeert immers een aandoenlijk politiek vuistje te maken via de fusie GroenLinks-PvdA. En aan de andere kant van het politieke spectrum blijft Wilders volgens de peilingen maar groeien en snoept zijn PVV, net zoals GL-PvdA op links-progressief, steeds meer stemmen af van NSC, VVD en FvD. Een recente, maar voorspelbare ontwikkeling met het oog op de sterk groeiende polarisatie van de afgelopen jaren, waarin het politieke zwaartepunt naar rechtsconservatief lijkt te verplaatsen. De potentiële verkiezingsnederlaag van de politieke tegenstander – of moet ik zeggen vijand? – lijkt zo belangrijker dan de meest accurate representatie van jouw eigen politieke perspectief.

De vraag is echter waar deze anti-democratische tendensen, markant genoeg te midden van democratische maatschappijen, vandaan komen. Het gaat hier namelijk niet per se alleen over een ruk naar rechts, of naar het conservatisme – dat kan perfect congruent zijn met democratische principes. De trend wijst echter specifiek om een transitie naar anti-liberale principes, gepredikt door demagogen: sterke individuen die een beroep doen op de emoties en vooroordelen van de massa. Binnen deze politiek is het vaak de Ander – dan wel de queer-gemeenschap (‘LHBTI-propaganda’), dan wel mensen met een migratieachtergrond (‘omvolking’) – die de rol van het zwarte schaap en zondebok toebedeeld krijgt. Zo wordt politiek niet meer bedreven op basis van stevige, inhoudelijke discussies over gemeenschappelijke, democratische principes. In plaats daarvan beloven de ‘niet-lullen-maar-poetsen’-politici (dat wil zeggen schreeuwerige en platte demagogen) de kiezers een weg (terug) naar het beloofde land op basis van afgezaagde oneliners à la ‘Nederlanders weer op één!’, of mijn favoriet, ‘Ik herken mijn land niet meer!’. (Nee, ikzelf inmiddels ook niet meer.) Om vervolgens, verder bordurend op deze kinderlijke politieke stijl tijdens het debacle-speelkwartier dat de formatie heet, in de media en op tech-speeltuin X over elkaar te roddelen en klagen. En dan moet Papa Putters (of Dijkgraaf, of Van Zwol), die naast politici-ouder in zijn vrije tijd schijnbaar ook informateur is, vervolgens de kinderen streng toespreken dat ze die toch al labiele Omtzigt niet zo moeten pesten. 

Deze democratische achteruitgang is markant genoeg niet alleen beperkt tot Nederland. Neem bijvoorbeeld Zweden: het land dat ooit bekend stond als het beste sociaal-democratische kindje van de klas, kent sinds 2022 een rechts-conservatief minderheidskabinet via de cruciale gedoogsteun van De Zweden Democraten – hun ‘Zweden voor de Zweden’ roepende PVV-equivalent. Om niet eens te beginnen over premier Giorgia Meloni, die door middel van harde retoriek over traditionele waarden en een flirt naar Italië’s neo-fascistische partijen van het verleden én heden overtuigend Italië’s eerste vrouwelijke premier werd. Verder wil ik Amerika eigenlijk niet eens noemen in dit verhaal. Hun tweepartijenstelsel biedt de kiezer immers eerder de schijn dan daadwerkelijk iets van politieke keuze, en hun definitie van democratie lijkt vooral het binnenvallen van landen in het Midden-Oosten te omhelzen. 

Hoewel het hier gaat om een hedendaagse ontwikkeling, kunnen we meer dan tweeduizend jaar terug in de tijd voor een interessante verheldering dit democratische verval. Plato zet namelijk in zijn Politeia – ‘de ideale staat’ – het verloop van de politieke cyclus uiteen: de manier waarop verschillende politieke systemen veranderen en in elkaar overlopen. Eén van de onderdelen van die politieke cyclus is de (in de ogen van Plato) noodzakelijke overgang van democratieën naar dictaturen, regimes waarin één sterke leider de macht heeft. Plato verklaart dit vanuit de spanning tussen twee kerneigenschappen van de democratie: vrijheid en gelijkheid. Aangezien democratieën in theorie niet uitgaan van voorgekaderde sociale hiërarchieën en rollen, is er geen vaste orde wat betreft normen, waarden en maatschappelijke posities. Door dit gebrek aan vastigheid, is de democratie volgens Plato inherent een instabiel politiek systeem. Daarbovenop bestaat er door het onverbrijdelde vrijheidsideaal van democratische samenlevingen ook de individuele drang én mogelijkheid tot het vergroten van individuele welvaart. Dit creëert een situatie van economische, en daarom ook sociaal-culturele, ongelijkheid – wat wederom weer haaks staat op het democratische gelijkheidsideaal en de (relatief arme) massa ontstemt. Plato concludeert daarom dat een democratie, door haar inherente kwaliteiten, gedoemd is tot sociaal-politieke onrust en instabiliteit.

En wat voor figuren spelen nu júist in op onrust en onvrede van de massa? Sterke leiders, die pretenderen alle problematiek en ontevredenheid van de massa op een heel eenvoudige manier op te kunnen oplossen. Voortbordurend op dit gegeven, stelt Plato dat de democratie aanleiding geeft tot haar ogenschijnlijke tegenpool: een dictatuur, waarbij de massa één sterke demagoog de volledige macht geeft om alles maar op te lossen – met alle gevolgen van dien.  

Hoewel het mij sterk lijkt dat we in Nederland op weg zijn naar een dictatuur, wijst Plato’s theorie ons wel op een sluimerend gevaar binnen de democratie: het gevaar van de demagoog. Het toont bovenal hoe economische ongelijkheid demagogen de kans geeft toe te slaan en de democratische gezondheid te bedreigen.

Dat de economische ongelijkheid van ons systeem op korte termijn verholpen kan worden, lijkt helaas eerder een illusie dan werkelijkheid. En bij gebrek aan een quick fix voor dit probleem, kunnen we Plato’s theorie ook nemen als handleiding in plaats van waarschuwing: progressief-links zou niet moeten schuwen om zélf de demagogische strategie te gebruiken. Het was dan ook niet voor niks dat de vurige speech van Timmermans ná de overwinning van Wilders – tevens rijk aan oneliners als ‘De democratie heeft gesproken, nu breekt het uur aan dat we de democratie gaan verdedigen’ – door veel links-progressieve media gezien werd als de beste toespraak van de hele campagne. 

En misschien is het ook op dit vlak dat partijen als de SP de harde keldering omlaag kunnen stoppen. De inhoudelijke scheidslijn tussen de PVV en de SP is immers op veel vlakken erg dun. Zo hebben beide partijen een economisch-linkse agenda en zijn ze bijvoorbeeld voor het afschaffen van het eigen risico in de zorg. In lijn met dit idee stelde Jimmy Dijk, de nieuwe lijsttrekker van de SP, op het meest recente partijcongres dat het weer tijd was voor een nieuwe arbeidersrevolutie. Maar om deze daadwerkelijk aan te zwepen is de demagoog met diens sterke retoriek – en dan niet gericht tegen de culturele minderheid, maar bijvoorbeeld tegen de economisch sterke minderheid – misschien wel een noodzakelijk middel. 

Is het dan wellicht tijd voor een sterk links-progressief populisme? Ideaal lijkt het mij zeker niet, maar mogelijk kan een links-progressieve wij-tegen-hun retoriek een tegengewicht bieden aan de alomtegenwoordige anti-liberale demagogie. Politiek is immers een strijd, en de angsthazen op links-progressief schuwen al jaren om een van de krachtigste wapens op te pakken: de politiek van emotie en een gezamenlijke tegenstander. En juist dat kan misschien helpen om een breder draagvlak te creëren voor links-progressief en weer eens écht een vinger in de politieke pot te hebben. 

Voor nu zit er helaas niets anders op dan lijdzaam afwachten tot de krijsende kinderen in speeltuin-X klaar zijn met het formatietrefbal.

Plaats een reactie