Van oerbossen tot distributiecentra: De ontmythologisering der Lage Landen

Tekst Door Riem Smakman

Winnaar essaywedstrijd DRIFT!, februari 2025

Nederland is een land dat zijn mythisch verleden in de duisternis laat broeien, terwijl het op de verlichte velden driftig ijvert voor de vooruitgang. De Nederlander suist onbevreesd voort op haar elektrische fiets, door de polder en langs de gracht. Als ze bovenop de dijk staat, overziet ze heel de wereld. Ze maakt een lange tocht in Zuidoost-Azië en zij gt neer op een Italiaans terras. In zelfverzekerd doch lomp Engels kan zij zich voor iedereen verstaanbaar maken. Ze neemt geen blad voor de mond en maakt het weer goed met een harde lach en een klap op de schouder. Haar stoplichten zijn rood en springen op groen, haar bruggen staan open maar dalen alweer. Een spuitje hier en een prikje daar; het gewas wordt geoogst en de koeien worden gemolken. Dag en nacht stampen de chipmachines, eeuwig loopt de rolband. De Nederlander steekt van wal en meert weer aan, stijgt op en landt. 

In de Lage Landen gebeurde niet altijd alles als vanzelf en leefde men niet altijd zo onbekommerd. Wanneer jouw woongrond het afvoerputje van enkele van Europa’s grote rivieren is, kun je niet anders dan op je hoede zijn. Nederland was als die plek met zompige prut die je soms aantreft aan de rand van een meertje. Je zakt tot je knieën weg in de bagger en afval hoopt zich er op. Het stinkt er ook. Het riekt er naar de dood, want alles wat dit gebied zijn thuis noemt, zal vroeg of laat verzuipen.

Oerbossen en waterspoken

Gedurende de middeleeuwen was het om de paar jaar raak. Stormvloeden teisterden het land, boerderijen werden vernield, en in het kolkende water verdronken de boeren met hun vee. Men leefde op land dat danste naar de pijpen van de wind uit zee. Naast de angst en de wanhoop die dit met zich meebracht, ervoer de Oernederlander herhaaldelijk een zekere vervreemding ten opzichte van zijn voormalig leefgebied. Gedurende de middeleeuwen werd immers steeds meer land overspoeld; land waarop geleefd was, land dat als een onafgemaakt verhaal eeuwig in stilte op de bodem van de zee zou liggen. Zodra de vergetelheid bijna alomvattend was, sloeg zij om in mythe.

Een voorbeeld van zo’n haast vergeten plek is het Kreilerwoud. Dit was een groot, door mythische verhalen omhuld oerbos dat in de vroege middeleeuwen tussen het huidige Noord-Holland en Friesland zou hebben gelegen. De exacte locatie is onduidelijk, maar volgens de meeste bronnen zou het zich ten westen van Stavoren en ten noorden van Medemblik hebben bevonden. Het verhaal dat het verst teruggaat, vertelt over een soort tempel, het ‘Asilum’, die in het woud zou hebben gestaan rond vierhonderd na Christus en zou hebben gediend als toevluchtsoord voor bannelingen uit het Romeinse Rijk. Ook worden er parallellen gelegd tussen het Kreilerwoud en het heilige woud waarin de opstandige Batavieren bijeenkwamen, volgens de vertelling in Tacitus’ Historiae. Sommige sagen verhalen bovendien dat het bos door historische edelen in gebruik werd genomen als jachtgebied. In de vroege middeleeuwen zou het bos hebben toebehoord aan de Oudfriese koningen. Later zou Frederik Barbarossa, keizer van het Heilige Roomse Rijk in de twaalfde eeuw, een conflict hebben beslecht dat was opgelaaid tussen de Friese heerser Gale Galama en de Hollandse graaf Floris II over het recht om te jagen in het Kreilerwoud. Diezelfde eeuw komt er een einde aan de geschiedenis van het mythische bos. Bij de Allerheiligenvloed van november 1170 verwoestte een storm de duinketen tussen het huidige Den Helder en Texel. Hierdoor kreeg de binnenzee Aelmere een brede opening naar de Noordzee, wat leidde tot de vorming van de Zuiderzee en de Waddenzee. Het Kreilerwoud werd bij de Allerheiligenvloed van 1170 in zijn geheel verzwolgen – zijn geheimen zonken mee de diepte in. Honderden jaren later spoelden er nog steeds, heel soms, boomstronken aan bij het Rode Klif van Stavoren. Dan, als ware het een herinnering van een lang vergane tijd, zagen mensen een weelderig woud voor hun geestesoog.

Afgezien van een moerassig woud heeft het oude Nederland door de eeuwen heen zoveel dorpen in de diepte zien verdwijnen dat men gerust kan spreken van een onderzeese metropolis, die de Nederlandse kustlijnen omringt als een spookachtige gordel. Een noemenswaardige verdronken plaats is Reimerswaal, ooit een welvarend handelscentrum en een van de grootste steden van Zeeland. Het water jaagde iedereen de schrik aan en was een voortdurende, beklemmende aanwezigheid in het leven van de Nederlander. Men was hopeloos onderworpen en smeekte om verlost te worden van de moordende baren. Het was bidden tot een God die niet luisteren wou. De reeds genoemde vorming van de met de Noordzee verbonden Zuiderzee, alsmede het ontstaan van verreikende zeearmen in het huidige Zeeland, hadden de Lage Landen alleen maar kwetsbaarder gemaakt. Na de stormvloed van 1170 zette de misère zich dan ook voort. Bij de Sint- Marcellusvloed van januari 1219 verdronken er zesendertigduizend mensen en bij de Sint- Luciavloed van december 1287 kwamen zelfs tussen de vijftig- en tachtigduizend mensen te overlijden. In de eeuwen hierop herhaalden de catastrofen zich, met eens in de zoveel tijd tienduizenden doden tot gevolg. Men kon het water niet intomen en evenmin begrijpen. 

Het Nederlandse onderbewuste, gekweld door chronische watervrees, was in de greep van een mythisch monster. Deze mysterieuze entiteit duikt gedurende de geschiedenis steeds weer op. Hij was een gedaanteverwisselaar en verscheen in verschillende streken, in verschillende tijden, en onder verschillende namen. Zijn bekendste vorm was die van de Waterwolf, de grote vreter van het land. In de zestiende en zeventiende eeuw meenden de Amsterdammers hem te horen huilen toen de Haarlemmermeer oprukte en dorp na dorp verzwolg. Ook in Zuid-Holland, Zeeland, en Friesland werd het vreselijke beest gesignaleerd wanneer een meer of rivier uit zijn voegen zwol en vernietiging aanbracht. De Zeeuwen kenden hem in de gedaante van de Ossaert, een watergeest die mensen op de rug sprong, waarna zij niet meer konden bewegen. Volgens de meeste getuigen was de Ossaert onzichtbaar, maar anderen beweerden een groot zwart wezen met klauwen en rode ogen te hebben gezien, of enkel een angstaanjagende stem uit het water te hebben horen spreken. Zo nu en dan gleed de kwade geest via het IJ of de Amstel de hoofdstad binnen. In Amsterdam stond hij bekend als de Bullebak, een waterspook dat nietsvermoedende voorbijgangers de Brouwersgracht in sleurde en verdronk. Nabij deze gracht is een brug en een sluis naar hem vernoemd.

De vlucht uit de onmondigheid

Naargelang de duistere middeleeuwen ten einde kwamen, werd men het hopen op de verhoring der gebeden beu. De Verlichting kwam op in West-Europa en de Nederlander omarmde haar met de vurige passie van een drenkeling die een reddingsboei vastgrijpt. Langzamerhand kon met nieuwe kennis en kunde de zee op afstand worden gehouden en zelfs worden teruggedreven. De beklemmende angsten namen af, de moerasmens metamorfoseerde tot poldermens. Het Verlichtingsproject, dat als doelstelling had de mens uit haar onmondigheid te bevrijden door vertrouwen in het eigen denken te kweken, was in Nederland met volle kracht ingezet. Ook nadat de watervrees was overwonnen, hield het streven aan. Met solide schepen voeren de mensen heel de wereld over. Er werd gehandeld en geplunderd, hier en daar speelde de Nederlander nu zelf de rol van onderdrukker. Het grote geld stroomde door de grachten en kanalen. Pakhuizen, fabrieken, en kantoren ontsproten uit de aarde.

Men ijverde voor het paradijs van veiligheid, comfort, orde, en controle. De Lage Landen behoorden tot de voorhoede van de strijd tegen de chaos, tegen de irrationaliteit, tegen het nietsdoen. De neveneffecten van de Verlichting zijn tweeledig; de individualisatie van de maatschappij en de ontmythologisering van de wereld. Enerzijds droeg de mens geheel zelf de verantwoordelijkheid voor diens geluk en succes en anderzijds moest, in de woorden van Horkheimer en Adorno, ‘de inbeelding van haar voetstuk worden gestoten en door weten vervangen’. De schuld afschuiven op een mythisch monster was er niet meer bij; een ellendig bestaan had de Nederlander enkel aan zichzelf te danken. Als we de Verlichting beschouwen als een onderneming die beoogt de vrees voor de natuur weg te nemen, is het geen wonder dat deze twee symptomen zich in de Nederlandse samenleving, die eeuwenlang onder hevige smart gebukt ging, in extreme mate manifesteerden. Zowel haar buitensporige zelfstandigheid als haar gebrek aan enig verbeeldingsvermogen heeft de Nederlander te danken aan het feit dat ze in de antithese van een oeroude angst leeft. Om op Horkheimer en Adorno terug te komen; de losbandige rationaliteit resulteert in een allesomvattende drang tot categorisatie, een reductie tot abstracte gegevens en feiten, en een sterke neiging tot zwart-witdenken. Wanneer het Verlichtingsproject de verbinding met de mens als gevoelswezen kwijtraakt, zwelt de angst weer aan en slaat de Verlichting om in mythe. Wellicht bevinden wij ons aan de vooravond van een nieuw mythisch tijdperk, of is het al aangebroken. Hoe dan ook, ik raad u aan eens uit te kijken naar voorbijdrijvende boomstammen en te letten op het wolvengejank dat te horen is wanneer er stormwinden door de stad razen. En als u ’s nachts de kroeg uit komt en aan de wandeling naar huis begint, kunt u de Brouwersgracht maar beter mijden.

Bronnen

Aurelius, C. (2011). Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike

der biscoppen van Uutrecht (Ed. Aarnoud de Hamer). DBNL.

(Origineel werk uit 1517)

Buisman, J. & Van Engelen, A. F. V. (1995). Duizend jaar weer, wind en water in de lage

landen: Tot 1300. Van Wijnen.

Horkheimer, M. & Adorno, T. (2007). Dialectiek van de Verlichting: Filosofische

fragmenten (Vert. Henk Hoeks). Boom.

Kant. I. (2012). ‘Beantwoording van de vraag: Wat is Verlichting?’. Psychoanalytische

Perspectieven, 30(3), pp. 339-345. https://www.psychoanalytischeperspectieven.be/wp-

content/uploads/2012/09/Van-Dam-E.-Geerardyn-F.-2012-vert.-Kant.pdf

(Origineel werk uit 1784)

Pouli, J. (2025). ‘Reimerswaal, de ooit zo grote stad die werd opgeslokt door de zee’, artikel

van National Geographic. https://www.nationalgeographic.nl/geschiedenis-

archeologie/a63491736/reimerswaal-verdronken-stad

Van der Veen, C. (2024). Goed Geluimd Hof en 99 andere Amsterdamse straatnamen. Van

Oorschot.

Plaats een reactie