‘Alsof plezier een luxe is’, filosoof Lieke Knijnenburg over onze doorgeslagen obsessie met productiviteit

Tekst door Pleun Kraneveld, beeld door Sven Bijma

In een tijd waarin de samenleving steeds meer draait om nut, efficiëntie en controle, luidt schrijver Lieke Knijnenburg de noodklok. Volgens de filosoof zijn we zó verweven geraakt met onze eigen productiviteit dat er nauwelijks nog ruimte is voor ontspanning, genot of echte verbinding. En dat heeft verstrekkende gevolgen: voor hoe we werken, liefhebben, vriendschappen onderhouden, en zelfs in de keuzes die er binnen de politiek worden gemaakt.

Wil je je grootouders laten begrijpen wat onze tijd typeert, dan is Een schitterende leegte van Lieke Knijnenburg hét sprekende boek. Het boek is herkenbaar, accuraat en kenmerkend voor deze tijd, een tijd die Lieke Knijnenburg als ‘de tijd van het ondernemerschap’ definieert. Ze schrijft over de zogeheten productiviteitsfetisj: ‘Een mentaliteit die volledig is losgeslagen en is doorgesijpeld naar ons intieme en sociale leven’. Niet alleen werk, maar ook liefde, vriendschap en zelfs familieverhoudingen worden benaderd vanuit een op efficiëntie gerichte maakbaarheidsgedachte en controledrang. De impact van deze denkwijze beschrijft Lieke op een indringende manier: het is haast onomkoombaar dat je jezelf in de voorbeelden herkent. Ze schetst hoe in haar omgeving vriendschap wordt benaderd als een kostbare investering – iets waarvoor iemand jouw tijd eerst waard moet blijken te zijn. Gebruikelijke koffieafspraken weerspiegelen onze efficiëntie mentaliteit: een slok, een praatje, en weer door. Vrienden komen samen met huishoudklusjes, doktersafspraken en vergaderingen op een to-do lijstje waar geen einde aan komt. Zelfs een biertje met een oude vriend is geen onvoorwaardelijke bezigheid meer: we proosten enkel als we menen dat het verdiend is, en slechts met wie we onze schaarse avonden waardig besteed achten.

Wanneer ik vraag wat er precies zo vernietigend is aan deze obsessie met productiviteit, vertelt Lieke: ‘Die productiviteitsfetisj kent een hele sadistische relatie met onszelf, waarin we onszelf continu straffen met schuldgevoelens dat het niet genoeg is en dat we lui zijn.’ Ze verwijst naar de 20ste-eeuwse term ‘verdinglijken’ – iets abstracts of menselijks behandelen alsof het een ding (object) is –, en trekt een directe lijn met de opkomst van het kapitalisme:

‘Met de komst van het kapitalisme was een heropvoeding van de mens nodig om ons een instrumentele rationaliteit aan te leren. Die heropvoeding was nodig voor de kapitalistische manier van produceren. Om stabiel te blijven moet het alles in de wereld “verdinglijken” tot losse objecten die buiten hun economische nut geen waarde hebben.’ Volgens Lieke betrekken we dat ook op onszelf: ‘We voelen ons alleen goed als we economisch productief zijn geweest. Dit “verdinglijken” is systemisch en heeft zijn weerslag op hoe wij onszelf zien en op hoe we rondbewegen.’

Lieke refereert naar Byung-Chul Han, een filosoof die stelt dat we van een commando-samenleving naar een discipline-samenleving zijn gegaan: ‘Waar we eerst nog gedwongen moesten worden tot werk, is door de eeuwen heen ons werk onze roeping geworden, en verweven geraakt met onze identiteit, zelfontplooiing en autonomie. Júist door werk zo te verweven met  geluk, is het een individueel project geworden waarbij we zowel meester als slaaf zijn. Het gevaar wat ik hierin zie is dat onvrijheid verpakt wordt als vrijheid: wij willen zelf hard werken en vinden dat we dat moeten doen voor een gelukkig leven.’

Volgens Lieke koesteren we het beeld van onszelf als noeste werkers, die hun loon, hun sociale leven en zelfs hun erkenning moeten verdienen. Die verdienlogica is inmiddels ook doorgedrongen tot in de haarvaten van het huidige kabinet. ‘In de manier waarop er in de Tweede Kamer over luiheid wordt gesproken, herken ik een erg morele ondertoon. Zo worden migranten die niet werken bijvoorbeeld weggezet als lui en een last voor de samenleving. Maar dit geldt ook voor werkloze Nederlanders. Mensen zonder baan zouden er volgens het kabinet niet toe doen omdat ze geen doel hebben in het leven, en daarom ook geen zorg verdienen. In plaats van werkloosheid of vrije tijd te zien als iets wat er enorm bij hoort, wordt er altijd op neergekeken. Ik sprak laatst een autistisch persoon die niet kan werken en altijd te horen krijgt; “ik gun je een doel in je leven”. Alsof dat alleen in werk kan worden gerealiseerd.’ 

De intenties van het kabinet, zowel nu als in de afgelopen decenia, komen niet alleen tot uiting in het politieke klimaat, maar ook in hun financiële doelstellingen: een overmatige nadruk op efficiëntie, productiviteit en het economische belang, ten koste van alles daarbuiten. Plezier en genot zouden een luxe zijn, een onbenullige invulling van tijd. ‘Plezier wordt altijd gezien als hedonistisch tijdverdrijf, het moet altijd gerechtvaardigd worden. “Hebben we dat wel echt verdiend en kost dat niet te veel geld?” Je ziet dat er met het huidige steeds rechtsere kabinet hartstikke bezuinigd wordt op kunst en cultuur, want dat zou een hobby zijn, en hobby’s doe je maar in eigen tijd. Cultuur mag vooral geen geld kosten, want het economisch nut is niet direct te zien. Zo zie ik ook een trend in het reguleren van het nachtleven in Amsterdam. Clubs en uitgaansplekken worden steeds meer aan banden gelegd met allerlei regels en restricties.’ Deze restricties drukken dan weer een stempel op de studentencultuur.‘We gaan met z’n allen steeds later roken, drinken en we hebben steeds minder seks. Het lijkt alsof we een soort verstoorde relatie tot dit aspect van genot hebben gecreëerd.’ 

Toen Lieke nog in Amsterdam studeerde dreigde de gehele bachelor Filosofie opgeheven te worden: ‘In 2015 hebben we met z’n allen het Maagdenhuis bezet omdat de UvA de studie Filosofie wilde laten verdwijnen in een soort Liberal Arts and Science-programma. Deze keuze kwam voort uit precies dezelfde overwegingen die ik eerder noemde: als iets niet op een direct aantoonbare manier invloed uitoefent op de economie, heeft het geen bestaansrecht. Ik vind het heel simpel en dom denken, want je weet helemaal niet wat op welke manier iets gaat opleveren.’

Hoewel het verwijt dat de geesteswetenschappen niets tastbaars opleveren tien jaar later nog steeds klinkt, ziet Lieke dat de toon inmiddels veranderd is. ‘Waar het eerder nog meer ging over nut, zie ik nu dat dit kabinet een stapje meer richting fascisme heeft gezet, en een soort onverbloemd kritische stemmen uit wil roeien. Ik denk dat het daarom heel praktisch is voor het kabinet om juist te bezuinigen op de plekken waar kritiek kan ontstaan.’ Lieke legt uit hoe deze ontwikkeling juist de geesteswetenschappen raakt. ‘Vanuit de geesteswetenschappen word je opgeleid om de dingen die normaal worden gevonden te bevragen. Om de vragen achter de vragen te beantwoorden en zo kritisch onze omgeving te analyseren. Er komt dus juist ook vanuit deze hoek kritiek op het kabinet, en dat willen ze niet slikken.’

Resonantie is dat moment waarop je even echt loskomt van die voortdurende drang om productief te zijn — die kritische stem in je hoofd die zegt dat het nooit genoeg is.

Op een enigszins nostalgische toon vertelt Lieke over hoe het studentenleven is veranderd: ‘Door allerlei regels wordt het studentenleven steeds moeilijker. Je bent onderworpen aan allerlei bindende studieadviezen. Hierdoor moet je heel gedisciplineerd door je studie heen werken, in plaats van mogelijkheden te zien voorbij het studeren zelf. Dat heeft zeker zijn weerslag op het studentenleven en dan komen de bezuinigingen er nog bij. In de jaren ‘80 was er bijvoorbeeld veel meer ruimte voor studenten om buiten de studie te experimenteren: mensen ondernamen dingen omdat ze simpelweg de tijd hadden. In het studentenleven nu, waarin je moet haasten om je BSA te halen, denk je wel twee keer na voor je iets groots opzet met anderen. Je gaat ook zelf je eigen tijd als kostbaar zien.’

Het is een sombere gedachte. ‘Ja. We moeten elkaar blijven opzoeken en zelf gemeenschappen creëren, op een manier dat we niet bezig zijn met onszelf maar met de mensen om ons heen.’ Lieke weet het verzet dan ook te vangen in de kleinste gebaren. In haar werk beschrijft ze hoe we door te dansen, uit te gaan en juist te doen wat ons wordt afgeraden, opnieuw verbinding kunnen maken met onszelf. Ze noemt het ‘resonantie’. ‘Resonantie is dat moment waarop je even echt loskomt van die voortdurende drang om productief te zijn — die kritische stem in je hoofd die zegt dat het nooit genoeg is.’ We leven in een modus waarin alles iets moet opleveren, en dat creëert een harde afstand tot ons eigen gevoel. Maar de hoop ziet Lieke in resonantie. ‘Resonantie is een ervaring die je wereld groter laat voelen en jezelf juist kleiner. Je vindt het in kunst, in een goed gesprek, in iets wat je niet had gepland of voorzien. Juist daarin zit echte verbinding.’

Plaats een reactie