Ondanks dat het mijn universiteit niet is, is het toch mijn blad.
Tekst door Dieuke Kingma, beeld door Dieuke Kingma en Bob Foulidis
Na elf jaar zwaait Bob Foulidis af als illustrator voor Babel Magazine. Hij is toe aan nieuwe uitdagingen. Voor de eerste en tevens laatste keer spraken we hem over tekenen, de kunstacademie, het vaderschap en een decennium bij Babel.
Bob en ik treffen elkaar in een hippe en rumoerige koffietent aan de Ceintuurbaan. Hij had even getwijfeld of hij wel geïnterviewd wilde worden, want, zei hij, ‘ik heb niet het idee dat ik een interessant verhaal te vertellen heb’. Toch wisten we hem over te halen, en zo slurpt hij nu, op een warme meimiddag, langzaam aan een mango lassi.
Hoe ben jij elf jaar geleden bij Babel terechtgekomen?
Ik kwam via Claudia Spinhoven terecht bij Babel, toen ik een jaar of 25 was. Ik studeerde destijds aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Maar halverwege mijn eerste jaar was mijn vriendin zwanger. Ik schrok me echt een ongeluk. Zij was er klaar voor, ik nog niet, maar ja… Ik dacht: deze energie moet ik gebruiken om kunst te maken, laten we ervoor gaan. Maar helaas werkte dat niet zo. Ik mocht m’n eerste jaar op de HKU niet afmaken, ze vonden me niet passen binnen de opleiding. Ik was te commercieel, of zo. En toen ben ik voor Babel gaan illustreren. Ik was bang dat ik anders niet meer zou tekenen. Want ik zou een kind krijgen, ik moest werken en mijn leven ging anders lopen dan ik in gedachten had. Maar ik wilde het tekenen niet loslaten. Mijn vader was altijd een grote inspiratie voor mij, die kon heerlijk tekenen. Maar ja, hij was in de keuken geëindigd, en als ik hem dan vroeg waarom hij niet tekende, zei hij: ‘Dat wil ik niet meer.’ En ik dacht dan: ik wil wél tekenen. Bij Babel blijf ik in ieder geval nog bezig en komt het nog onder ogen. Je weet nooit waar je ermee terecht kan komen.
Heb je ooit overwogen om terug te gaan naar de kunstacademie?
Nee, eigenlijk niet. Als kind van zes, zeven jaar oud droomde ik ervan om striptekenaar te worden. En die droom is nooit veranderd, maar daar heb ik geen kunstacademie voor nodig, ik moet het gewoon doen.
Iedereen die creatief is kijkt terug op z’n eigen zooi en denkt: wat een bende
Wat voor werk ging je doen, toen je moest stoppen met je studie?
Tijdens mijn studie werkte ik bij de Bijenkorf, dus dat ging ik gewoon doen. Ik heb daar zo’n 10 jaar gewerkt, tot ik uitgekauwd was. En nu heb ik een heel simpel logistiek baantje, maar zie ik in ieder geval mijn gezin nog. Doe mij maar gewoon 9 tot 5, geen weekenden meer werken en feestdagen zijn feestdagen.
En wanneer tekende je dan?
Vaak ’s avonds, als de kinderen naar bed waren. Dat is nog steeds zo, dat ik met m’n laatste energie mezelf nog van die bank peuter om aan tafel te zitten en wat te gaan maken.
Uit zijn rugtas haalt Bob een grote stapel oude Babels en een dik schetsboek vol losse vellen met originele illustraties. Voor ons ligt Babel nummer 9 van jaargang 21, juni 2013.

Dit is het eerste nummer waarvoor jij hebt geïllustreerd? Alles is nog zwart-wit hier.
Ja, hier staat mijn eerste illustratie in. Alles nog zwart-wit inderdaad, er was geen geld voor kleur. En veel foto’s.
Moest je op sollicitatiegesprek?
Nee hoor. Ze vroegen me gewoon of ik wilde tekenen, meer niet. Tegenwoordig is dat niet anders toch?
Tegenwoordig is er wel een gesprek, en moet je een portfolio opsturen. We hebben heel veel illustratoren…Ja, dat is zeker waar. En groot talent ook. De laatste paar keer ging ik door de Google Drive-mappen om te zien wat er was aangeleverd… Afgelopen maanden vroeg ik me wel eens af: wat doe ik hier nog? Ik voel me een beetje klein. Er zitten echt mensen bij die heel indrukwekkende dingen maken. Bert (Slenders, red.) bijvoorbeeld, die werkt heel verhalend. En natuurlijk Winonah (van den Bosch, red.), die heb ik zelf nog binnengehaald, twee of drie jaar nadat ik erbij kwam. Als Babel zo was geweest vanaf het begin, had ik het misschien niet eens gedurfd.
Ben je erg perfectionistisch?
Niet perfectionistisch, nee, maar ik ben vaker niet tevreden dan wel. Dat zullen de meeste illustratoren hebben, en schrijvers vast ook. Iedereen die creatief is kijkt terug op z’n eigen zooi en denkt: wat een bende. Je hoopt dan dat dat in elf jaar tijd wel verandert, maar toch niet.
We bladeren door een grote stapel oude Babel-nummers en dikke vellen aquarelpapier. Er liggen wat portretten tussen, zoals een van Slavoj Žižek, tekeningen die met alleen pen zijn gemaakt, een indrukwekkende illustratie van de toren van Babel. Alles wat Bob maakt is dynamisch en expressief.
Qua onderwerpen en stijl heb je van alles gedaan, hè?
Ik weet het niet, qua stijl heb ik juist het gevoel dat ik al een poosje vastzit. De laatste tijd miste ik een beetje het plezier in mijn werk, dan vond ik het te by the numbers. Deels was dat omdat ik er te laat mee begon, maar misschien dat ik de laatste tijd ook niet meer zo uit de artikelen kwam die ik las.
Hoe heb jij de Babel zien veranderen de afgelopen 11 jaar?
Er zijn veel essays bijgekomen, die eerlijk gezegd op een manier geschreven waren die ik moeilijk vond om te lezen. Dan gaf ik het door aan m’n vriendin en dan zei zij ook dat het heel academisch was. En vroeger waren er veel meer interviews, die kom ik nauwelijks meer tegen. En er waren altijd foto’s, maar dat is al heel lang niet meer zo.
Welke verhalen zijn je bijgebleven?
Een artikel van een Koerdische vrouw… Merve Ciganhir heet ze. Het is al een tijd geleden, maar ik nam toen contact met haar op omdat het zo’n persoonlijk verhaal was. Ik wilde daar respectvol mee omgaan. Sowieso de verhalen met een persoonlijke insteek… Iemand had een keer iets geschreven over een vakantie op Texel, dat was heel leuk. En het gedicht over trio’s in het vorige zomernummer is me ook heel erg bijgebleven.
Vond je het lastig om na 11 jaar te stoppen?
Ja, tuurlijk vind ik het jammer. Ondanks dat het mijn universiteit niet is, is het toch mijn blad. Misschien dat ik er nog eens een keertje naar kijk, om te zien hoe het gaat. Af en toe eindigt er nog een in m’n brievenbus, ik denk dat Bert dat doet.
Ben je niet bang dat je gaat stoppen met tekenen, nu je weggaat bij Babel?
Nee, eigenlijk niet. Ik heb een hoofd vol ideeën, en ik blijf ook graag tekenen. Ik hoef niet meer aangespoord te worden om te tekenen, want dat doe ik nu gewoon. Maar ik moet dus wel wat anders gaan doen. Ik moet een nieuwe uitdaging gaan zoeken.
Ga je Babel missen?
Absoluut! Maar mijn tijd zit erop, en degenen die nu aan het werk zijn maken echt vette dingen. Ik zal het missen, maar ik zal niet gemist worden. Er staan nu zulke goede dingen in, dan valt het niet op als ik er niet meer ben. Niemand zal denken ‘waar is Bob gebleven?’ En als dat wel zo is… wauw.
De illustraties van Bob:
Trio cover

Deze tekening kwam vrij natuurlijk tot stand. Ik dacht bij het thema ‘trio’ aan Dante’s Inferno, en daar heeft de duivel drie gezichten. In eerste instantie wilde ik er politici bij tekenen, maar dat zou het weer zo tijdgebonden maken. En toen stelde mijn vriendin voor om Adam en Eva te gebruiken. Het scheppingsverhaal op de hak nemen leek me wel leuk, dus dat is het uiteindelijk geworden.
Burn-out man

Het stuk waarvoor ik illustreerde ging over burn-out. Ik had een man getekend met een stropdas, want bij een burn-out denk ik aan een kantoor. En volgens mij heb ik er toen gewoon water op gegooid en ben ik gaan gummen tot het papier kapot ging. Ik wilde hem een ‘fake smile’ geven en het lekker duister houden. Het moet een beetje een rot gevoel geven, deze tekening.
Pietenmuts op bom

Het stuk waarvoor ik illustreerde ging over burn-out. Ik had een man getekend met een stropdas, want bij een burn-out denk ik aan een kantoor. En volgens mij heb ik er toen gewoon water op gegooid en ben ik gaan gummen tot het papier kapot ging. Ik wilde hem een ‘fake smile’ geven en het lekker duister houden. Het moet een beetje een rot gevoel geven, deze tekening.
