Tekst door Sophie Meijer, beeld door Anne Möricke
Mijn bed bij mijn ouders thuis heeft vier lades, allemaal gevuld met jeugdherinneringen. Van kleding tot knuffels en vliegtickets van reisjes naar het buitenland. Een van de lades is vooral gevuld met al mijn pogingen tot het bijhouden van een dagboek en losse vellen met verhalen die ik schreef toen ik nog een kleine opdonder was. ‘Ik wist altijd al dat ik iemand wilde zijn waar de woorden vandaan komen’, schreef Connie Palmen in De wetten (1991). Zó treffend, maar vooral zo ík.
Ik las Palmens debuutroman een aantal jaar geleden voor het eerst, maar besloot het een tijdje geleden nogmaals open te slaan, omdat het verhaal een grote rol speelt in mijn masterscriptie. Dit keer maakte het erg veel los in mij, vooral door de overeenkomsten tussen mijzelf en het hoofdpersonage, Marie. Afgezien van het feit dat Marie een mannenverslindster is, herken ik mezelf in haar. Niet alleen omdat zij filosofiestudente is en ik die studie twee jaar geleden heb afgerond, maar ook omdat ze zich zo bewust is van de balans tussen haar droom en haar zoektocht naar zelfkennis. Haar grootste droom is om schrijfster te worden, maar waarom weet ze eigenlijk niet. ‘Wat is dat, schrijven, literatuur? Waar is ze goed voor?’
Het hoofdpersonage, Marie Deniet, is filosofiestudente aan de Universiteit van Amsterdam en houdt van literatuur. Zij ontmoet in zeven jaar zeven verschillende mannen: een astroloog, een epilepticus, een filosoof, een priester, een fysicus, een kunstenaar en een psychiater. Met elk van hen gaat zij een persoonlijke relatie aan. Soms een liefdesrelatie, soms platonisch. Ze probeert zichzelf staande te houden tussen de allesweters – zo ziet Marie de meeste personages – en probeert haar leven vorm te geven aan de hand van de levenswetten die de mannelijke figuren haar voorschotelen.
Elke Amsterdammer en UvA-student, zal de setting van het boek herkennen. Palmen schrijft bijvoorbeeld over hoe Marie de Oudemanhuispoort betreedt en opmerkt dat het eerste deel van de poort niet overdekt is. Vervolgens loopt zij door de welbekende binnentuin die, als ik voor mezelf spreek, het grauwe interieur van het gebouw meer dan goed maakt. Daarnaast zit Marie in een (voor studenten zoals wij) heel herkenbare periode van haar leven: ze schrijft haar scriptie en staat op het einde van de roman doodsangsten uit als ze die moet verdedigen. Als student die nu zelf haar masterscriptie schrijft, is het bijzonder om te lezen dat Palmen de stress en alle emoties die bij het schrijven van zo’n groot project komen kijken zo herkenbaar heeft verwoord.
Palmen heeft met De wetten iets gedaan wat niet heel gebruikelijk is: zij heeft lak gehad aan de conventies van het genre Bildungsroman en heeft dit volledig op zijn kop gezet. Een Bildungsroman is een verhaal dat trapsgewijs de ontwikkeling van een hoofdpersonage naar maturiteit volgt. Historisch gezien is het de ervaring van de man die dit genre heeft getekend. Een goed voorbeeld van zo’n ‘mannelijk’ Bildungsroman is Great Expectations van Charles Dickens: een verhaal dat de ontwikkeling van het jonge weeskind Pip volgt. De man – de held van het verhaal – gaat op een queeste en de vrouwelijke personages in de roman vervullen de rol van ‘helper’ of ‘tegenstander’ om het personage van de man te helpen ontwikkelen. Vrouwen worden dus eerder opgevoerd als objecten dan zelfstandige figuren.
Toen Palmen het verhaal van Marie Deniet schreef, heeft zij een vrouwelijke vorm van de Bildungsroman geschreven en zo alle conventies aan haar laars gelapt. Hoewel het tegenwoordig misschien niet meer een heel gek gegeven is dat vrouwelijke auteurs romans schrijven met vrouwen als hoofdpersonage, blijft de Bildungsroman nog steeds een genre waarbij de man in principe de rol van de protagonist vervult. Vrouwelijke auteurs worden er bij het schrijven van een ‘vrouwelijke’ Bildungsroman nu misschien in mindere mate van beschuldigd dat zij hun ‘geslachtskarakter’ overtreden, maar het genre kent nog steeds deze hardnekkige conventies.
Naast het feit dat Palmen qua genre een gewaagde stap heeft gezet, kun je je afvragen wat er zo speciaal is aan het plot. Een vrouw van in de twintig in een grote stad die niet goed weet wat ze wil: zo zijn er toch ontelbare verhalen geschreven? Dat is misschien wel zo. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de Amerikaanse schrijfster Colleen Hoover – vooral bekend door de enorme aandacht op sociale media voor haar boeken tijdens de pandemie – schrijft zij over niets anders dan dat. Het zijn, net als De wetten verhalen waarin veel (vrouwelijke) twintigers zich zullen herkennen. Wat Palmens vertelling echter onderscheidt van deze gangbare verhalen, is dat zij in enkele zinnen kan vangen wat het betekent om je als persoon te ontwikkelen. Door de diepgaande karakterontwikkeling die het hoofdpersonage meemaakt en de levendige beschrijvingen van menselijke emoties weet ze de lezers tot nadenken te stemmen over de aard van de mens.
Om een voorbeeld te geven neem ik jullie graag mee naar het laatste hoofdstuk van de roman. Marie ontmoet man nummer zeven: de psychiater. Hoewel het hoofdstuk is vormgegeven als monoloog, is de aanwezigheid van de psychiater wel degelijk te voelen doordat Marie hem meerdere keren bij zijn beroep aanspreekt. Zonder te veel spoilers te geven, wil ik een fragment met jullie delen dat bij mij als een bom insloeg, omdat het leek alsof ik tot op de details over mezelf aan het lezen was:
‘Zolang ik mij kan herinneren wil ik het worden. Eigenlijk beginnen mijn herinneringen pas bij het moment waarop ik de eerste woorden kon lezen. Wat er daarvoor gebeurde ben ik vergeten, radicaal. Ik leerde lezen, ik leerde me te herinneren in woorden en ik wou vanaf dat moment iemand worden bij wie de woorden vandaan komen. Alles wat ik daarna gedaan heb heeft te maken met dit verlangen. Ik wou het inlossen en eraan ontkomen tegelijk, heel vreemd. Ik heb zeven jaar doorgeleerd en mij alleen bezig gehouden met die vraag: waarom. Waarom wil ik het worden?’
Deze passage beschrijft mijn persoonlijke situatie heel goed, en ik denk dat velen zich hier ook in kunnen herkennen. Ik wil groeien en me ontwikkelen, maar het idee tot wat of wie is nog onvolledig. Het verhaal raakt me, omdat het een pad van zelfontplooiing beschrijft dat we op een zeker moment allemaal zullen bewandelen: het pad langs het onbekende. Al is je droom nog zo helder, er valt geen voorspelling te maken van welke hindernissen je zult tegenkomen of welke handvatten je zullen worden aangereikt. Dat maakt het spannend en avontuurlijk, maar ook eng en onvoorspelbaar.
Een rode draad in Palmens oeuvre is dat ze over complexe thema’s zoals liefde, verlies en identiteit schrijft, en zo ook in De wetten. Met haar poëtische, maar heldere schrijfstijl en interessante structuur weet ze haar ideeën op een boeiende manier te presenteren. Ondanks het feit dat het verhaal zich afspeelt in een specifieke tijd, zijn de thema’s meer dan dertig jaar later nog steeds herkenbaar. Daardoor spreekt het een breed publiek aan en resoneert het met verschillende levenservaringen. Als student die een deel van zichzelf nog moet tegenkomen, stelt Palmen mij dan ook gerust: misschien zijn we nooit uit-ontwikkeld.
