Tekst door Dominique Seelen, beeld door Jules Koster
#beproud, #loveyourself en #youaregoodenough. Of wat dacht je van: #selfloveisthebestlove en #selflovebringsbeauty. Hoewel ik zelf niet eens Instagram of TikTok heb, ben ik me er meer dan bewust van dat ik middenin deze ‘hashtag-hysterie’ leef. Sociale media zijn omgetoverd tot de ultieme platforms om zelfliefde en trots te propageren. Maar trotsheid en liefde stonden niet altijd hoog op de prioritylist – verre van zelfs. Om dat te ontdekken, gaan we op reis door de tijd.
Het avontuur begint in Japan, rond 600 voor Christus. Je draagt een spierwit gewaad in de vorm van een kimono en op je hoofd zit een grote strohoed die taps toeloopt in een punt. Je hoort zachtjes een beekje kabbelen, hier en daar een vogeltje tjilpen en de zonnestralen strelen je huid. Om het tafereel in hedendaagse termen te vatten: ‘de vibes zijn Zen, bro’. Terwijl je geniet van de rust, verschijnt rechts van je plotseling een oudere man. Hij is klein en heeft een hele lange, dunne, witte baard. Hij draagt eenzelfde soort kimono als jij, maar hem geeft het gewaad een wijze uitstraling die bij jou nu juist ontbreekt. Hij komt naast je zitten en vertelt op een quasi-zangerige toon: ‘De wijze handelt, maar heeft geen bezit. Hij voltooit zijn werk, maar heeft geen trots. Hij verlangt niet naar eer en trots.’ Even plotseling als hij kwam, staat hij weer op. Hij geeft een klein afscheidsknikje en vervolgt zijn weg langs de beek. Je knippert drie keer met je ogen, want geloof het of niet: de one and only Lao Zhe heeft je net zijn wijsheid overgedragen – en wat voor wijsheid! Hoewel je nog moet bijkomen van deze ervaring, dringen de woorden tot je door. Trotsheid is niet iets om na te streven. Als je werkelijk wijs wil zijn, dan voltooi je je werk en zijn eer en roem geen drijfveren. Getriggerd door deze woorden begin je toch te twijfelen aan die onomstootbare positieve status van trotsheid in de 21e eeuw. Maar voor je je er bewust van bent, voel je zachtjes de grond onder je voeten wegzakken. Tijd voor de tweede bestemming.
Je voelt je voeten neerkomen op ongelijk gelegde straatstenen. We staan op de Houtgracht, het tegenwoordige Waterlooplein, in hartje Amsterdam. Om je heen zie je allemaal mannen met donkere, lange jassen en zwarte, hoge hoeden op. Met hun donkere capes, snorren en hoge schoenen lijkt het alsof ze zo uit de Nachtwacht zijn gewandeld. In eenzelfde soort ornaat stapt een oudere man uit een van de huizen waar je voor staat. Naast hem loopt een jongen – waarschijnlijk zijn zoon. Ze praten met wilde gebaren en door de toenemende intensiteit van het gesprek vang je wat woorden op. ‘Nee mijn jongen, je gaat luisteren naar de rabbijn. Ik wil niks meer horen over die gekke fantasieën van jou.’ De zoon antwoordt: ‘Vergeet het maar, ik wil niet naar hem luisteren. Snap je dan zelf ook niet dat de Tora een creatie is van de menselijke geest!’ Abrupt stopt zijn vader met lopen en grijpt de jongen bij zijn schouder. ‘En nu is het genoeg, straks word je nog de joodse gemeenschap uitgezet!’ De brutale zoon trekt zich los; een vuur van verzet is te zien in zijn ogen. Na een korte uitwisseling van wat Portugese woorden, vervolgen de jongen en zijn vader hun weg in een ijzige stilte. De Tora een menselijke creatie, vloeiend Portugees, wie was deze brutale jongen? denk je bij jezelf. Gedreven door nieuwsgierigheid loop je de jongen en zijn vader achterna, richting de synagoge. Eenmaal aangekomen bij het geloofsgebouw staat er een menigte bij de ingang. Er wordt zachtjes gefluisterd, er heerst een gespannen sfeer. Je baant je een weg door de menigte, om te kijken wat er aan de hand is. En dan valt je oog op een leus waarmee de deur van de synagoge beklad is. Er staat:
‘Zeer grote trots of diepe zelfverachting duiden op zwakheid van de ziel – S.’
Maar wie zou S zijn? Opeens valt het kwartje. Een Portugese jongen, zoon van een handelaar, die joods is en fel tegen de gemeenschap spreekt: het is de jonge Spinoza! Je kijkt gelijk om je heen of je hem nog ergens ziet: het zou toch wel dope zijn hem even in real life te spreken. Maar de slinkse jongen heeft natuurlijk allang de benen genomen en is nergens meer te bekennen. Je loopt weg van de synagoge en blijft even stilstaan. Wait a sec: na de semi-mythische verschijning van Lao Zhe heeft nu ook de rebelse Spinoza je met je neus op de feiten gedrukt. Trotsheid is geen pré: het is zwakheid van de ziel die leidt tot illusies over een ‘uitverkoren volk’ en een ‘heilig’ geschrift! Je begint al lichtelijk te twijfelen aan de trotsheidsindoctrinatie van de 21e eeuw, maar veel tijd om hierover na te denken is er niet. Voor je neus stopt namelijk een zwart rijtuig, en voor je het weet zijn ben je onderweg naar de volgende bestemming.
Na een hobbelige rit word je wakker als de koets begint af te remmen: je bestemming is nabij! Je stapt uit en valt gelijk met je neus in de butter – om maar gelijk in de juiste taal te spreken. Het is 1835 en je bevindt je bij de entree van een Engels landhuis, waar een uitermate chic en klassiek formal ball gaande is. Geïmponeerd loop je naar binnen: het voelt alsof je de set van Bridgerton betreedt. De kroonluchters verlichten de balzaal en er staan hapjes geserveerd op zilveren dienbladen. De lords en ladies nippen uit hun kristallen glazen met champagne, terwijl ze een beleefd praatje maken met elkaar. Op de dansvloer zie je knappe jongedames dansen in glimmende, handgemaakte jurken. Vanuit je feministische oogpunt zijn die strakke korsetten onder de jurken en het geforceerde gegiechel van de jonge vrouwen echt een doorn in het oog. Maar goed, even dat oogje toeknijpen dan maar. Samen met hun potentiële huwelijkspartners staan de Engelse misses te schuifelen op de dansvloer. Terwijl je een rondje door de zaal maakt om alles in je op te nemen, loop je een jonge vrouw tegen het lijf. Je schat dat ze zo’n zeventien jaar oud is. Ze glimlacht en knoopt dan in zeer ouderwets en bekakt Engels een gesprekje met je aan. Ze knikt met haar hoofd naar alle trotse jongevrouwen die slinks proberen een rijke man aan de haak te slaan op de dansvloer. Ze zegt: ‘Proud people breed sad sorrows for themselves.’ Ze glimlacht nogmaals, een beetje ondeugend deze keer. Voordat je de kans krijgt door te vragen, maakt ze een klein buiginkje door haar knieën. ‘Excuse me’, zegt ze. Licht als een veertje betreedt ze de dansvloer en voor je het weet is ze verdwenen in de dansende menigte. Verbouwereerd blijf je achter. De woorden van de jonge vrouw – ‘Trotse mensen veroorzaken pijn en leed voor zichzelf’ – klinken na in je hoofd . Hoewel dit best een wijze uitspraak lijkt, is het toch moeilijk te rijmen met het tafereel waarin je je bevindt. Al die rijke en trotse Engelse lords en ladies zien er toch behoorlijk gelukkig uit met hun hapjes, drankjes en dure outfits… Peinzend over de woorden van de vrouw, sta je op het punt de balzaal te verlaten. Maar dan valt je oog op een klein kaartje op de grond. Je pakt het op en leest: ‘Dancingcard, owned by Emily Brönte’. Dit kaartje moet wel van die jongedame van daarnet zijn, denk je bij jezelf. Wanneer je het kaartje omdraait, word je verrast. Op de plek waar de namen van haar danspartners ingevuld hadden moeten zijn, staat slechts een kort zinnetje: ‘I don’t dance; I don’t deserve sorrow.’ Je denkt terug aan de ondeugende glimlach van de jonge vrouw en met eenzelfde soort grijns verlaat je de Engelse koketterie.
En dan is het zover: je bevindt je weer in het hier en nu. Gewapend met je mobiel in de ene hand en een havercappu in de andere hand, loop je je eigen leven weer tegemoet. Het ene berichtje na het andere doet je mobiel oplichten. #Socialmediaismylife, zal ik maar zeggen. Opeens komen de herinneringen van je tijdreis bovendrijven. De zienswijzen van die drie historische figuren hebben je wel laten twijfelen over die überpositieve status van trotsheid. Lao Zhe had je verteld dat trotsheid de waardigheid van een wijs mens te gronde richt. Spinoza was ervan overtuigd dat er geen uitverkoren volk bestond, laat staan dat de Tora een goddelijke creatie was. Het was de grootheidswaanzin van de trotse mens die deze illusies voortbracht. En leidde de adellijke Engelse trots niet tot geforceerd bij elkaar gebrachte danspartners, een flinke dot materiële afhankelijkheid en een hele hoop drama? Kortom, Lao Zhe, Spinoza en Emily Brönte zouden zich omdraaien in hun kist bij het horen van al die pro-trotsheidsspreuken van tegenwoordig. Maar goed, zouden zij dan de enigen zijn met deze totaal andere visie op trots? Je checkt effe wat sites op internet, en wat blijkt: deze drie zijn absoluut niet the only ones! Ook Voltaire, Churchill, Ruskin, Shakespeare, Granville, en ga zo maar door, zouden niet meer vredig kunnen rusten. Eén ding is dus zeker: als je lijken kon horen omdraaien in hun graf, zou de 21e eeuw een kakofonie van ratelende skeletjes zijn.
