Door de ogen van Lao Zi 

Tekst door Dominique Seelen, beeld door Bert Slenders

Begin dit jaar kreeg ik van mijn ouders een nieuwe geïllustreerde editie van de Tao te Ching cadeau. Dit boek is een van de belangrijkste werken uit de oosterse filosofie. Mijn uitgave is voorzien van zowel oude Chinese prenten als foto’s van spiritueel aandoende landschappen. Hoewel ik slechts de eerste paar hoofdstukken gelezen heb (en ik er dus nog zo’n honderdvijftig te gaan heb), deel ik graag een paar bijzondere inzichten die ik nu al heb verkregen uit dit mythische boek. 

Ontstaan 

Voordat we in de inhoud van het boek duiken, is het interessant even te kijken naar de ontstaansgeschiedenis van de Tao te Ching. Hoewel een precieze tijd en plek lastig aan te wijzen vallen, speelt het ontstaansverhaal zich waarschijnlijk af in China rond de zesde eeuw voor Christus. Toen leefde een wijze kluizenaar, genaamd Dan. Hij was de leermeester van Confucius, de ‘uitvinder’ van het confucianisme. Teleurgesteld in de politieke corruptie in China, verliet Dan op latere leeftijd zijn vaderland onder de naam Lao Dan (oude Dan). Bij de grens werd hem door de wachter gevraagd zijn Tao achter te laten. Omdat Tao zoiets betekent als ‘leidraad’ of ‘weg’, vroeg de grenswachter Dan dus eigenlijk zijn wijsheden over het pad van het leven over te dragen. Lao Dan schreef toen de zogenoemde Vijfduizend Woorden op, en vertrok uit China. Lao Dan, later Lao Zi genoemd (Oude Meester), zou in de eeuwen daarna binnen het taoïsme beschouwd worden als een God. Zijn Vijfduizend Woorden werden omgedoopt tot de Tao te Ching. Niet alleen voor het taoïsme, maar ook voor het boeddhisme zou Lao Zi van belang zijn geweest. Er wordt geloofd dat hij na zijn afscheid van China opgedoken is in India als leermeester van Boeddha. Zo wordt dan ook de ontwikkeling van het boeddhisme uit het taoïsme verklaard –het is de vraag of dit daadwerkelijk klopt. 

Taoïsme vis-à-vis Confucianisme

De leer van het taoïsme, zoals beschreven in de Tao te Ching, is sterk beïnvloed door twee andere oosterse filosofieën: het confucianisme en het boeddhisme. Vooral het contrast met het confucianisme wordt in de Tao te Ching sterk benadrukt. Daarom is de Tao te Ching zonder kennis over het confucianisme niet te begrijpen. 

De periode waarin Lao Zi en Confucius leefden, was een tijd van politieke instabiliteit in China. Er waren vele kleine staten die onderling streden om de macht. Hierdoor rees de vraag wat eigenlijk de ideale staatsinrichting was en hoe sociale stabiliteit gecreëerd kon worden. Volgens confucianisten kon de sociale orde en harmonie bereikt worden door het volk te onderwijzen. Niet door middel van wetten en regels, maar door middel van rituelen: li. Deze bestonden uit ingewikkelde en zeer gestructureerde opvoeringen van dans, acrobatiek en muziek. In deze opvoeringen was er orde en harmonie, waarbij men de juiste handelingen op het juiste moment moest uitvoeren. Op dezelfde manier moest er orde en harmonie zijn in de gemeenschap. Bovendien verwezen de rituelen naar tradities en gedrag die in eerdere dynastieën werden uitgevoerd en waaraan veel waarde werd toegekend. Moreel handelen werd dan ook aangeleerd door middel van deze rituelen. Door iemand de juiste rol en benaming te geven, kreeg diegene bepaalde rituelen die hij op een bepaalde manier moest uitvoeren. Alleen die manier van handelen, zoals paste bij zijn rol en rituelen, zorgde voor sociale harmonie en werd daarmee bestempeld als moreel correct. 

Centraal in het Confucianisme staat de Tao, de ‘weg’. Confucianisten stellen de vraag ‘wat is de weg?’ vanuit een praktisch oogpunt. Ze vragen zich af wat de correcte manier van handelen is. Het antwoord hierop is: door middel van deugdzaamheid (te). Te is een aangeleerd vermogen om te weten hoe je moet handelen. Maar hoe weet je hoe je dat moet doen? Precies dan komen de rituelen om de hoek kijken. Doordat je jouw plek en jouw taken kent in de rituelen, zal je, wanneer je deze uitvoert, deugdelijk handelen. Met name de heersers van de gemeenschap bezaten deze deugdzaamheid. Hun machtspositie werd dan ook nooit in twijfel getrokken: de heersers wisten immers hoe ze zelf moreel moesten handelen én hoe ze andere mensen correct konden laten handelen. Hoewel taoïsten ook spreken over de Tao, zullen we straks zien dat hun opvattingen hierover nogal verschillend zijn van de confucianisten. 

De harmonie en samenhang van een gemeenschap werd ook gerealiseerd door taal. Zo speelt de notie van zheng ming (‘correctie der namen’) een belangrijke rol in de realisatie van de sociale harmonie. Neem een vader. Het feit dat een vader de benaming ‘vader’ kreeg, ging gepaard met verantwoordelijkheden en een bepaald soort gedrag. Tijdens de strikte rituelen leerde hij hoe hij zich moreel moest gedragen en zijn taak als vader op de juiste manier moest volbrengen. Volgens het confucianisme is een benaming dus niet alleen een beschrijving, maar eerder een realisatie van een bepaalde status en het gedrag dat daarbij hoort. 

Lao Zi heeft stevige kritiek op deze leer van het confucianisme. Ten eerste stelt hij dat de Tao geen weg is naar correct handelen, laat staan een pad naar deugdzaamheid door uitvoering van strenge rituelen. Volgens Laozi is Tao ‘een spontaan kosmisch genererend principe’, ofwel ‘de moeder van alles’. Het is een ‘iets’ dat alles dat bestaat heeft voortgebracht, voortbrengt en zal voortbrengen. Je zou het kunnen vergelijken met een soort God, maar dan begeef ik me wel op heel glad ijs: het begrip God kent namelijk ook nogal wat verschillende opvattingen. Belangrijk is vooral dat dit kosmisch genererende principe een afwisseling van yin en yang voortbrengt. Dat wil zeggen dat er een continue opvolging van tegenstellingen is: wie eerst arm is, zal rijk worden; wat eerst goed is, zal slecht zijn; wie eerst een koning is, zal dat straks niet meer zijn. 

Volgens taoïsten leren we dan ook niet moreel te handelen door rituelen en muziek, maar is moreel gedrag in overeenstemming met de loop van de natuur. Praktisch gezien betekent dit dat we niet moeten op basis van onze wil of een bepaald doel. Het verloop van yin en yang heeft daar namelijk niks mee te maken. Deze manier van handelen wordt wu-wei genoemd. De oplossing is echter niet om te stoppen met handelen. Volgens taoïsten moeten we geen dingen aanleren om tot correcte handelingen te komen, maar juist het aangeleerde afleren. Dan kunnen we geheel in overeenstemming met de spontaniteit en de onverschilligheid van de natuur leven. (Met onverschilligheid bedoel ik dat de natuur niet vanuit zichzelf bepaalde waarden geeft aan objecten of entiteiten. Een bloem is van nature niet mooi of lelijk, we vinden de bloem mooi of lelijk.) We moeten dus ook helemaal geen rituelen aanleren, of in het strenge keurslijf van de morele waarden van het confucianisme stappen. Bovendien keuren taoïsten het sterk af dat de heerser binnen het confucianisme wordt afgeschilderd als de bezitter van het ‘grootste goed’; deugdzaamheid. Door deugdzaamheid namelijk op een voetstuk te plaatsen, zullen mensen deze kwaliteit begeren en ernaar streven. Hierdoor ontstaat er een strijd tussen mensen onderling en tussen mens en natuur. 

Ook zheng ming wijzen de taoïsten af. Ten eerste onderbreken we het verloop van yin en yang door met woorden de realiteit te vormen. Een koning moeten we helemaal geen koning noemen. Hij moet zich juist nederig opstellen en zich niet willen vastklampen aan zijn positie van koning door middel van deze benoeming. Want hoewel hij nu koning is, zal hij dat straks niet meer zijn. Dus niet zijn positie als koning nu, maar het feit dat zijn positie als koning niet eeuwig is, moet hij omarmen. 

Ten tweede kunnen we met de taal, zoals wij die gebruiken, de veranderlijke waarheid van de natuur niet onder woorden brengen. Neem het woord ‘mooi’. Dit woord is verbonden aan ‘lelijk’. De grens tussen mooi en lelijk wordt door de confucianisten aangeleerd middels de leer van de rituelen. De taoïsten zeggen daarentegen dat de natuur onverschillig is en dat de tegenstelling tussen mooi en lelijk helemaal niet zo zwart-wit afgebeeld moet worden. De natuur maakt immers geen onderscheid tussen mooie en lelijke bloemen. Er zijn allerlei verschillende bloemen, en slechts onze denkkaders bepalen of wij de bloem als lelijk of mooi bestempelen. Het is dus niet dat taoïsten tegenstellingen ontkennen. Wat ze proberen aan te tonen is dat de denkkaders die bepalen dat we iets mooi of lelijk vinden niet absoluut zijn. Datgene dat wij als lelijk bestempelen, heeft namelijk ook morele waarde. Maar dat kunnen we pas inzien wanneer we onze denkkaders loslaten. Het begrip dat taoïsten hierbij gebruiken is wu-wei, ‘niet handelen’ of ‘niet-oordelen’. Het draait erom dat we niet moeten oordelen op basis van aangeleerde denkkaders, maar dat we juist de onverschilligheid van de natuur moeten erkennen en volgen.  

Zienswijze van Lao Zi

Na deze spoedcursus confucianisme en taoïsme, kunnen we iets meer ingaan op de inhoud van de eerste paar hoofdstukken van de Tao te Ching. Net besprak ik de aangeleerde morele denkkaders binnen het confucianisme. In de Tao te Ching worden deze denkkaders ontkracht door middel van omkeringen. Aan de hand van deze techniek wil Lao Zi laten zien dat, wanneer we mooi en lelijk omdraaien, het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat mooi een positieve, en lelijk een negatieve morele waarde heeft. Zo blijkt dat ook het geval te zijn bij trots. 

Stel dat we trots spiegelen met nederigheid. We nemen de zin ‘Ik ben trots omdat ik mijn buurmeisje uit het water heb gered’, en vervangen deze door ‘Ik ben nederig omdat ik mijn buurmeisje uit het water heb gered’. Voor de eerste zin zou je kunnen stellen dat het terecht en goed is dat je een positief gevoel hebt over jezelf, omdat je iemand anders gered hebt. Bij de tweede zin zou je daarentegen de conclusie kunnen trekken dat het nobel is dat je jezelf niet centraal stelt als je een goede daad hebt verricht. Wanneer we hebben aangeleerd dat trots een slechte eigenschap is, zitten we vast in dat denkkader waardoor we niet meer kunnen inzien dat trots na een nobele daad ook positieve morele waarde kan hebben. (Dit geldt andersom ook). Lao Zi toont hiermee aan dat de morele denkkaders en de taal waarmee we deze kaders proberen vast te leggen, geen aangeleerd keurslijf moeten vormen voor morele waarden, beoordelingen en handelingen. Door de starheid van het aangeleerde kunnen we namelijk niet leven in overeenstemming met het onverschilligheid en wisselende karakter van de natuur. 

Ook in de hedendaagse maatschappij zijn er denkkaders waarin wij geplaatst worden, die onze handelingen of beoordelingen van handelingen bepalen. Laten we opnieuw kijken naar trots. In de huidige samenleving wordt trots zijn op iemand begrepen als de positieve beoordeling van een goede of bijzondere daad. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat we kinderen een sticker geven als ze geen fouten maken op een toets. Of dat we topsporters die het snelst zijn belonen met een gouden medaille. Al van jongs af aan leren we dus dat het uiten van trots ( in de vorm van stickers of medailles) gekoppeld is aan datgene waar we in uitblinken. 

Trotsheid koppelen aan ergens goed in zijn, is iets wat de taoïsten heel anders bekijken. In het taoïsme gaat ergens goed in zijn namelijk helemaal niet om een uitzonderlijke daad en de trots van je omgeving die daarbij komt kijken. In plaats daarvan wordt het ergens goed in zijn, vergeleken met het element water. Zoals Laozi schrijft: ‘Meesterschap is als water’. Water is een metafoor voor het ontstaan van een ‘pad’ in de vormen van de natuur (denk maar een stroompje water dat zijn weg zoekt tussen het riet en om de heuvels heen). Het past zich aan, schaamt zich niet als het in een moerassig land vastloopt en volgt zijn weg zonder zich te bekommeren om zijn status. Zo zou ook het pad van de mens moeten zijn. Ergens goed in zijn, betekent dan het vinden en volgen van jouw pad, zonder je te laten leiden door een wil of doel. Als je faalt moet je je niet schamen, en wanneer je ergens tegenaan loopt, zoek je een andere weg met minder weerstand. Dit betekent dat je niet keihard gaat oefenen met zwemmen omdat je de nieuwe Ranomi Kromowidjojo wil zijn en die gouden plak om je nek wil hebben hangen. Het draait niet om jouw status (beginnend zwemmer) of om de fouten die je maakt (je zwemt nog niet eens door het gat heen). Zoals water de laagste positie inneemt en soms blijft hangen in een moeras, zo moet de mens zich niet bekommeren om het bevestigen van zijn positie door de trots van een ander en accepteren dat een bepaalde route soms leidt tot een mislukking. Die kan weer de mogelijkheid bieden weg. 

Net besprak ik vooral de trots van anderen die komt kijken bij een bepaalde handeling die je verricht. Maar trots kan ook binnen jezelf zijn: denk maar aan bepaalde eigenschappen die je hebt waar je zelf trots op bent. Trots vanuit dat perspectief sluit mooi aan bij de taoïstische gedachte van ‘de waarde van afwezigheid’. Dit betekent dat het ontbreken van dingen soms een mogelijkheid biedt voor iets waardevols om te ontstaan.Wanneer je bijvoorbeeld een huis bouwt van stenen, is de afwezigheid van een vlak stenen een gat in het huis. Maar de afwezigheid van die stenen vormt de mogelijkheid tot het betreden van het huis. Het gat heeft dus waarde. In de huidige maatschappij heb ik soms het gevoel dat we ons ‘ik’ willen opbouwen als zo’n huis: elke baksteen is een eigenschap die ons vormt. Maar die bakstenen mogen alleen ‘goede’ eigenschappen zijn. Wanneer mensen ons ‘huis’ aanschouwen, willen we immers kunnen pronken met de bakstenen waaruit we zijn opgebouwd. Maar stel dat we zouden omarmen dat er hier en daar ook een baksteen ontbreekt. En dat ons ik ook is opgebouwd uit ‘gaten’, omdat we niet alleen maar eigenschappen bezitten die men opvat als ‘goed’. Die gaten zijn namelijk waardevoller dan je denkt: ze kunnen functioneren als een deur. Daardoor is het mogelijk dat bepaalde (bijzondere) personen jouw huis via het gat kunnen betreden. Zo kunnen ze de ware ik ontdekken die verstopt zit achter de ‘pronkbakstenen’.

Gezien het kleine aantal hoofdstukken dat ik nog maar heb gelezen, ben ik onder de indruk van de gelaagdheid van de inhoud ervan. De wijsheden die beschreven staan, hebben betrekking op zoveel aspecten in het leven van ieder mens. Ik vind het mooi om te geloven dat het vormen van je eigen visie op deze wijsheden ook gezien kan worden als het vormen van een eigen Tao.  

Plaats een reactie