Tekst door Sybren Sybesma, beeld door Jules Koster
Voor wie is Arthur van Schendel een bekende naam? En Herman Heijermans? Simon Vestdijk? Jan Jacob Slauerhoff? Neerlandici zullen ze wel kennen, maar daarbuiten zullen de namen bij weinigen een belletje doen rinkelen. Nederland is notoir goed in het vergeten van zijn literair erfgoed. Dat is eeuwig zonde: er is zoveel moois geschreven.
Slauerhoff
Waarom worden schrijvers vergeten? Het is altijd gissen. Al krijg ik in ons kleine taalgebied vaak de indruk dat de dood de belangrijkste factor is voor de vergetelheid: weinig dode Nederlandse schrijvers worden nog gelezen, al blijven hun namen vaak nog enige tijd rondzingen. Maar wie leest Reve nog echt voor zijn plezier? Hetzelfde geldt wellicht voor schrijvers als Campert of Haasse. Alles draait om het nieuwe boek, het nieuwe talent. Wie dood is, vindt men alleen nog terug op de literatuurlijst van de middelbare school. Eeuwig jammer, omdat de ‘vergeten’ schrijvers vaak erg mooie dingen geschreven hebben, die ook in deze tijd hun frisheid en originaliteit behouden.
Deze maand wil ik daarom graag een oude meester belichten: Jan Jacob Slauerhoff. Zijn boeken verschenen onder de naam ‘J. Slauerhoff’. Van beroep was hij scheepsarts en hij bevoer de wereldzeeën. Als je hem al kent, ken je hem waarschijnlijk als dichter. Op de middelbare school zijn deze dichtregels misschien eens langsgekomen:
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Zijn gedichten staan nog steeds hoog aangeschreven en in 2018 verscheen de 1038 pagina’s tellende bundel Verzamelde gedichten. Ik zal zijn gedichten hier niet bespreken, hoe mooi die ook zijn, want hij schreef daarnaast prachtig proza. Helaas is dat tegenwoordig wat weggezakt. Zijn prozawerken bestaan uit twee romans, een novelle en diverse verhalen. De Nederlandse literatuur wordt vaak verweten dat zij bekrompen is en alleen maar over seks en religie gaat. Niets van dat alles bij Slauerhoff.
Schuim en as
De verhalenbundel Schuim en as toont Slauerhoff op zijn allerbest. De bundel heeft veel raakvlakken met zijn beroemdste prozawerk, Het verboden rijk, dat zich in Macau en China afspeelt. Slauerhoff vlecht in dat bekendere werk op virtuoze wijze drie verhaallijnen in verschillende eeuwen door elkaar. Piraterij, veldslagen en de liefde, alles komt langs. Het is een fascinerende, schitterende roman, die rijk is aan beschrijvingen en waarin Slauerhoff een diep inzicht in de menselijke gedachten en verlangens aan de dag legt.
De bundel Schuim en as heeft eveneens de wijdsheid en de virtuositeit van Het verboden rijk, maar Slauerhoff slaagt nog beter in zijn schetsen van de mens. De bundel werd voor het eerst uitgegeven in 1930. De volledige tekst staat op DBNL en is in een goede antiquariaat vast ook in druk te vinden. De vijf verhalen gaan allemaal over enigszins verloren mensen die op zoek zijn naar verlossing en rust.
Zo zoekt een zeeman in ‘Larrios’, overal waar hij aanlegt, steeds naar dezelfde prostituee. Iedere keer weet hij haar terug te vinden, of het nu in Amerika of in China is (de lezer begrijpt echter dat het iedere keer een andere vrouw is). Het zijn kleine momenten van geluk, of misschien is het een soort thuiskomst. De zeeman dwaalt de wereld over, altijd op zoek en eigenlijk altijd verloren. Hij heeft haar beeltenis in het hout van zijn kooi gekerfd.
In ‘Such is life in China’ beschrijft Slauerhoff haarscherp een groepje witte mannen, een arts, consul en missionarissen, in een Chinees stadje aan het begin van de twintigste eeuw. Alleen in een voor hen onbegrijpelijke plek, bang voor de Chinezen om hen heen en bang voor elkaar, verdrijven ze de dagen met drank. ‘De drank is het eenige wat ons in dit ellendige land er bovenop houdt,’ roept een van de personages op zeker moment. Het verhaal heeft een zweem van exotisme: het is immers een witte man die een Chinees plaatsje beschrijft. Toch doet het voor mij nergens koloniaal aan. Het ging Slauerhoff er niet om te laten zien hoe vreemd Chinezen zich gedroegen en hoe superieur de westerlingen waren. Het ging Slauerhoff volgens mij om de diepe gevoelens van verlatenheid bij de westerlingen. Ja, de Chinezen worden neergezet als anders, als vreemd, als onbegrijpelijk. Maar dat is omdat ze, voor de westerlingen die Slauerhoff beschrijft, ook daadwerkelijk anders en onbegrijpelijk zijn. Maar de westerlingen worden op geen enkele wijze geportretteerd als superieur aan de Chinezen. Integendeel, ze worden, zoals Werumeus Buning in het voorwoord in mijn druk opmerkt, neergezet als menselijke wrakken, die – en dat zijn mijn woorden – kapotgaan aan het leven. Ze hebben geen geluk en halen nergens voldoening uit. Waarom ze daar zijn, is voor hen eigenlijk ook onduidelijk. Ze zitten daar maar in de hitte van China en drinken omdat ze anders gek worden. De enige echt exotische mensen in het verhaal zijn de westerlingen. Daarmee doet het verhaal denken aan boeken zoals A passage to India van E. M. Forster, waar de Britten in India worden geportretteerd, en De stille kracht van Louis Couperus, over de Nederlanders in Nederlands-Indië.
Slauerhoff weet in een verhaal van dertig pagina’s een haarfijn beeld te geven van het reilen en zeilen in een Chinees plaatsje. Hij krijgt dat vooral voor elkaar door zijn treffende beschrijvingen. Zoals deze: ‘De twee aan het roer schijnen dubbelgangers, beiden stokmager, de kleeren fladderend om het lijf. Van dichtbij verschillen ze als engel en duivel: drankduivel en doodsengel.’ Daarnaast weet hij in twee of drie regels een mooie karakterschets te geven: ‘Maar de kapitein liet zich niet vermurven. Hij leefde voor zijn huisgezin, dat hij driemaal in het jaar drie dagen zag. Hij dronk niet, rookte weinig, ging alleen aan wal als hij naar kantoor moest[.]’
Een andere persoonlijke favoriet in de bundel is ‘De laatste reis van de Nyborg’. Het verhaalt over een schip vol doodskisten: rijke Chinezen die in het moederland begraven willen worden. Langzaam begint het aan boord te spoken: ‘Alleen daar, uit een stilstaande kist, bonsde het plotseling hevig. Soden pakte Fröbom in den arm “Daar! Hij wil er uit! Niet openmaken! […]”’. Als het begint te stormen, loopt alles volledig uit de klauwen. Het einde van het verhaal laat zich raden: de lichamen komen uit het ruim en vallen – hoewel het geen zombies zijn zoals wij die uit films kennen – de zeelieden aan. Het schip verdwijnt in de golven. Het is een steengoed horrorverhaal, zonder dat het zich te buiten gaat aan bloedbaden en gruwelijke slachtingen. Slauerhoff bouwt de spanning langzaam op en schrijft filmisch: je voelt de regen en de deining van het schip in de storm haast – en daarom is het een van mijn favoriete verhalen.
Schuim en as is nog steeds een prachtige bundel. Over verre oorden, over China, over het zeemansleven, maar bovenal over de mens met al zijn verlangens. En als je de mens zo kan tekenen en doorgronden, en in een tiental pagina’s een wereld kan schetsen waarin die mens in al zijn complexiteit glashelder naar voren komt, dan verdien je het om voor eeuwig en altijd gelezen te worden.
