Bijles anno 2024: Strategische afleidingsmanoeuvres en genadeloze onderhandelingen

Tekst door Dominique Seelen, beeld door Romy Veeken

Toen mijn baantje als bijlesdocent van start ging, begon ik redelijk naïef aan deze nieuwe werkervaring. Elke nieuwe baan bevat wel hersenkrakers of uitdagingen. Maar ik had niet verwacht dat ik bij het lesgeven écht dat tandje extra moest bijzetten. Het ontwikkelen van sterke onderhandelingstactieken, het bedenken van afleidingsmanoeuvres en het vormen van een uitstekend gevoel voor tijd: het is allemaal part of the game

Sinds anderhalf jaar geef ik bijles aan, onder anderen, basisschoolleerlingen in Almere. In deze stad wonen namelijk veel kinderen die ouders met een (niet-Westerse) migratieachtergrond hebben, die geen Nederlands spreken. Ik kom bij deze kinderen thuis om ze een op een te helpen met spelling en taal en ik probeer ze kennis te laten maken met de oer-Hollandse feesten en tradities.

Ik geef mijn leerlingen anderhalf à twee uur les en dat is best een lange tijd voor jonge kinderen om zich te concentreren. Daarom doe ik spelletjes en beweegoefeningen om de kinderen spelenderwijs dingen te leren en ze af en toe een adempauze te geven. Naast hun concentratieboog is ook motivatie een dingetje. Het lastige is namelijk dat deze kinderen taal en spelling stom of saai vinden omdat ze zich realiseren dat ze er iets minder goed in zijn: ze hebben er immers hulp voor nodig. En dat stimuleert de inzet van de kinderen voor de bijlessen helaas niet.

Behalve de leerlingen zijn ook de ouders een delicate zaak. Ouders (in het algemeen) hebben vaak de drang een succesvolle toekomst voor hun kinderen te verzekeren. Als dat betekent dat ze een 19-jarige student elke week moeten betalen om bijles te geven, so be it. Maar ze betalen niet voor niks: hun kinderen moeten en zullen succesvol worden, dus bijlessen zijn alleen nuttig als daardoor de rapportcijfers stijgen. Ouders voelen dan ook de drang – zo heb ik meermaals ervaren – mij uit te leggen dat ik die progressie met hun kinderen kan bereiken door twee uur lang aan een stuk door taal- en spellingoefeningen te doen. 

Voor mij was het redelijk voor de hand liggend dat motivatie, concentratie en kritische ouders onderdeel zouden zijn van het leerproces waar ik in zat als bijlesdocent. Er kwamen echter ook andere uitdagingen op mijn pad die ik niet had zien aankomen.

Tijd is de grootste vijand  

De eerste paar bijlessen gingen best goed: de verschillende leerlingen waar ik kwam, vonden het wel spannend en leuk dat ze samen met mij aan de slag gingen. Van zo een jonge juf hadden ze nog niet eerder les gehad. Maar toen keerde het tij. Na een paar maanden werden de lessen steeds vaker onderbroken met de vraag: ‘Juf, hoe lang duurt de les nog?’, of ‘Juf, hoelang moeten we nog?’, of – de meest gruwelijkste variant – ‘Juf, is de les al voorbij?’. Ik begrijp dat bijlessen niet altijd even leuk zijn en dat het soms fijn is te weten hoeveel tijd je nog te gaan hebt, maar de frequentie waarmee de vraag gesteld werd nam steeds meer toe. Dit kwam zelfs tot het punt, dat ik vaker aan het uitleggen was hoe ik had berekend hoeveel minuten we nog moesten, dan dat ik daadwerkelijk aan het bijles geven toekwam.

Onervaren als ik was, voelde ik tegelijkertijd de spreekwoordelijk prangende ogen van de ouders in mijn rug. Want wat als ze zouden vinden dat we te weinig bereikten in de lessen? Of als ze van hun kind zouden horen dat de lessen zo saai en stom zijn? Ik besloot het heft weer in eigen handen te nemen en een plan te bedenken voor de indeling van mijn lessen. 

Met veel tips van mijn moeder – die zelf een fantastische pedagoge is – ging ik aan de slag met het ontwerpen van een format voor de lessen. Het moest enerzijds speelse elementen en anderzijds educatieve onderdelen bevatten. Je zou denken dat het één het ander niet uitsluit. Maar tegenwoordig associëren kinderen Nintendo met ‘leuk!’ en leren met ‘saaiiii’: lastig om die twee uitersten goed te combineren dus. Ik ging daarom op zoek naar middenwegen: taalspelletjes op de laptop, woorden uitbeelden met bewegingen en themaboekjes die aansloten op de interesses van de leerlingen. 

Uiteindelijk had ik een nieuw lesplan gevormd en besloot ik dit in de praktijk te brengen. Met nieuwe moed stond ik weer op de stoep bij mijn leerlingen. En ik moet zeggen – er was verbetering! Niet dat ze niet meer met de tijd bezig waren, dat was er inmiddels een beetje ingesleten. Maar de frequentie nam af. Ik leerde daarnaast de kinderen eerst wat tijd te geven om te vertellen over hun week zonder me gelijk te storten op mijn werkplan. En daarnaast maakte ik elke week persoonlijke lessen, toegespitst op de leerling. Langzamerhand leek ik het trucje van bijles geven wel door te hebben. Ik dacht nog: die kinderen kunnen mij niks meer maken. Maar nee – dat zou toch echt iets te mooi zijn om waar te zijn.

Onverbiddelijke onderhandelaars 

De grootste uitdaging kwam voor mij uit een onverwachte hoek. In mijn jonge studentjes bleken namelijk ijzersterke onderhandelaars te schuilen. Er was bijvoorbeeld een leerling die weigerde zelf alles te schrijven bij zijn opdrachten. Als ik een werkblad met drie opdrachten had, stond hij erop er maar één te schrijven, anders zou hij bij zijn vader gaan klagen. ‘Boeien als hij naar zijn vader gaat’, zou je zeggen. Maar als hij weer naar beneden zou rennen, zou de autoritaire uitstraling die ik hoopte te hebben bij zijn ouders, in duigen vallen. Een gillend kind dat huilend naar zijn ouders rent omdat hij niet wil schrijven, geeft namelijk niet echt de indruk dat ik de zaak onder controle heb. 

Maar toen bedacht ik me: ik geef hem een koekje van eigen deeg. In plaats van mijn minimale hoeveelheid opdrachten te geven, gaf ik hem vijf werkbladen waaruit hij er drie mocht kiezen. Als hij dan begon tegen te stribbelen dat hij er twee en niet drie wilde doen, dan waarschuwde ik hem dat hij er straks vijf moest doen als hij niet stopte met tegenwerken. Omdat hij echt vijf werkbladen op zijn bureautje zag liggen, werd het hem te heet onder zijn voeten. Na een korte overweging besloot hij dan maar die drie werkbladen te accepteren. Het grappige is, dat mijn leerlingetje in de loop van de tijd het idee kreeg dat hij de onderhandelingen van mij won. Hij voelde zich the king of the court omdat hij dacht het steeds voor elkaar te krijgen minder te hoeven doen dan dat ik wilde. In werkelijkheid had ik echter de touwtjes in handen en deed hij precies hoeveel ik wilde dat hij deed. 

Zoals met veel dingen in het leven, geldt ook voor het geven van bijlessen dat je leert met vallen en opstaan. Van zowel de verwachte als onverwachte uitdagingen heb ik ontzettend veel geleerd. Ik voel me nu bijvoorbeeld veel zekerder wanneer ik met kritische ouders een gesprek voer over mijn lesformats. En ook mijn bewustzijn van tijd is vooruitgegaan (wat wil je als je elke vijf minuten gevraagd wordt naar de tijd..). Hoewel ik echt wel eens met mijn handen in het haar heb gezeten omdat ik niet meer wist hoe ik een leerling kon bedaren of motiveren, vind ik het nog steeds een super leuke bijbaan. Je ziet de resultaten van de leerlingen verbeteren, maar bovenal zie je ze als persoon ontwikkelen. Ze krijgen meer vertrouwen, niet alleen in mij, maar ook in zichzelf. En hoe ondeugend de streken ook zijn die mijn leerlingen soms uithalen, het mede mogelijk maken van die persoonlijke ontwikkeling is onbetaalbaar. 

Plaats een reactie