It’s over in de Spaanse Kiss-gate, maar werkt maatschappelijke vernieuwing wel zo?

Tekst door Tania Alhashimi, beeld door Bob Foulidis

Na de controversiële kus van Spaanse voetbal bondsvoorzitter Luis Rubiales op de ceremoniële afsluiting van het vrouwen-WK, roept het publiek massaal op tot het aftreden van Rubiales als voorzitter en het starten van een juridisch proces tegen hem. Maar in hoeverre is deze teugelloze bestraffende houding wenselijk? En hoe kan het werk van Michel Foucault ons helpen de morele opschudding te duiden en begrijpen?

Na de overwinning van de Spaanse vrouwen op het WK voetbal, begonnen de machismo-uitingen van de extatische Luis Rubiales. In een soort puberale overwinningsdans greep hij vlak na de overwinning naar zijn kruis en gaf hij alle spelers van het Spaanse elftal een uitbundige knuffel. Vervolgens gaf hij – het moment suprême van de casus – een kus op de mond van Jenni Hermoso, aanvoerster van de Spaanse vrouwen. De publieke respons die volgde, inclusief prominente figuren en clubs in het voetbal wereldwijd, was onverbiddelijk. De eis is namelijk Rubiales’ onmiddellijke aftreden en een juridisch onderzoek naar zijn daad, die de Spaanse minister van Gelijkheid omschreef als ‘misbruik, vernedering en mogelijk seksueel geweld’. Hoewel Rubiales in een videoboodschap spijt betuigde over zijn ongepaste acties, stelde hij nooit seksuele intentie te hebben gehad en “slechts” in een moment van uitzinnige vreugde te hebben gehandeld. Hij voelt zich zodoende slachtoffer van een ‘pseudo-feministische heksenjacht’ en beloofde, hoewel hij intussen toch is afgetreden, ‘tot het einde te blijven vechten’ voor zijn positie en reputatie. 

Hoewel Rubiales’ woordkeuze en interpretatie te betwisten valt, lijkt de publieke respons een manifestatie van de feministische strijd tegen de patriarchale Spaanse machismo-cultuur. De zaak Rubiales staat namelijk symbool voor de discussie rondom gepast gedrag tegenover vrouwen, waar wordt gepleit voor vernieuwing van de huidige gedragsnormen. Tegelijkertijd gaat deze discussie gepaard met een felle maatschappelijke houding ten opzichte van “moreel falen” en straf die juist terug de tijd in lijkt te gaan. Dit valt te verklaren door Michel Foucault’s invloedrijke werk Straf en Toezicht te betrekken. Hierin beschrijft de Franse filosoof en socioloog het historische verloop van de stijl van bestraffen in de Westerse wereld. Tot aan de negentiende eeuw was het gebruikelijk om een publiek spektakel te maken van boetedoening en straf, om zo een boodschap aan de bevolking af te geven. Mensen werden bijvoorbeeld kaalgeschoren voor hun taakstraf om zo publiekelijk herkend te kunnen worden. Vanaf de negentiende eeuw werden straffen echter juist uit het publieke zicht gehouden, waardoor hun symbolische functie sterk afnam. 

Door de uitgesproken zero-tolerance houding van de zaak lijkt de casus-Rubiales alleen wederom publiekelijk en symbolisch te worden uitgevochten. Hierbij wordt Rubiales namelijk bekroond tot symbool van de diepgewortelde machismo-cultuur van Spanje – en zoals de patriarchale wortels van de Spaanse (en wereldwijde) samenleving resoluut moeten worden afgesneden, moet ook Rubiales afgesneden worden van het voetbaltoneel. De vraag is alleen of deze publiekelijke en symbolische afstraffing wenselijk is voor het verwezenlijken van een verandering van culturele gedragspatronen.

Hierbij wordt Rubiales namelijk bekroond tot symbool van de diepgewortelde machismo-cultuur van Spanje – en zoals de patriarchale wortels van de Spaanse (en wereldwijde) samenleving resoluut moeten worden afgesneden, moet ook Rubiales afgesneden worden van het voetbaltoneel

Een cultuur die nieuwe normen en waarden probeert te creëren en monitoren op basis van een zero-tolerance houding gaat namelijk voorbij aan het feit dat fouten onoverkomelijk zijn. Normenvernieuwing stelt namelijk een nieuw kader voor wat sociaal geaccepteerd is en maakt het zo de één naar de zin, terwijl het de ander tot aanpassing “dwingt”. Door deze “aanpassingsdwang” heeft elke norm volgens Foucault dan ook een bepaald “onderdrukkend” effect. Maar in plaats van ruimte te bieden voor aanpassing van de foute ander, drukt de huidige zero-tolerance houding de ander slechts weg uit de publieke arena. Hoewel dit perspectief dus (juist) vaststelt dat de casus Rubiales een kwestie van grensoverschrijdend gedrag is, lijkt het te vergeten dat Rubiales’ gedrag een kwalijke maar toch ook logische ziekte van een eerdere tijd is op weg naar een nieuwe, niet-patriarchale cultuur. 

Maar hoe moet een samenleving dan wél omgaan met het vernieuwen van haar culturele normen en belevingen van goed en fout? Dit fundamentele vraagstuk vergt wellicht een überhaupt andere beleving van ethiek. Hoewel ethische vraagstukken doorgaans op basis van harde regels over goed en fout worden beoordeeld, is een dergelijk begrip van ethiek niet altijd en overal de norm geweest. Foucault stelt dat deze specifieke beleving van ethiek voortkomt uit de spreiding van het Christendom in de Westerse wereld. Dit populariseerde het idee dat er één alomvattende en goede God bestaat die vaststelt wat goed en fout is. Dit perspectief brengt dan ook ethische systemen voort die uitgaan van een natuurlijke, vaststaande orde van regels. Latere filosofen hebben deze “ethische stijl” geadopteerd; denk bijvoorbeeld aan de invloedrijke Kant en zijn deontologische ethiek, wat kort gezegd uitgaat van het bestaan van universele morele regels die eenduidig voorschrijven wat goed en fout is. Dit perspectief schiet alleen tekort wanneer een meer genuanceerde benadering wenselijk is. Tegelijkertijd is het juist dit problematische perspectief dat de zaak Rubiales lijkt te kleuren. De publieke respons illustreert namelijk een blinde obsessie met de grove foutheid van Rubiales’ grensoverschrijdende gedrag, maar laat het na dit in context te plaatsen. Hierdoor is er geen oog voor de levenswereld van Rubiales, die vanuit zijn patriarchale socialisering niet nadenkt over de gevolgen van zijn kus voor Hermoso. En wat nog belangrijker is, is dat het zo ontgaat aan het feit dat individuen in de samenleving zich in een overgangsfase begeven naar een nieuwe, niet-patriarchale norm van goed en fout gedrag.

De spanning tussen enerzijds de wenselijkheid van (vernieuwing van) normen en anderzijds de problematiek van Christelijk-deontologische regelsystemen kleurt Foucault’s latere werk. In een poging deze tegenstelling te overbruggen, onderzoekt hij de (pre-Christelijke) Grieks-Romeinse morele traditie. De oude Grieken hadden namelijk een aanzienlijk ruimer begrip van ethiek dan dat het een set van regels is die “goed” en “fout” aanduidt. Voor hen bestond ethiek uit het aandachtig en reflectief begrijpen van wat sociaal geaccepteerde normen zijn, om vervolgens bewust en creatief te handelen ten opzichte hiervan – dan wel afwijkend of conformerend. Een voorbeeld van oud-Grieks ethisch handelen zou bijvoorbeeld het schrijven van dit opiniestuk kunnen zijn: ik heb namelijk eerst geprobeerd de huidige normen en houding rondom grensoverschrijdend gedrag te duiden en heb op basis hiervan een bepaalde (hopelijk creatieve) positie hier tegenover ingenomen en kenbaar gemaakt. Het oud-Griekse begrip van ethiek belicht zo enkele belangrijke kenmerken van de relatie tussen mensen en ethische systemen die de meer gangbare, Christelijk-deontologische benadering mist. Het richt zich namelijk niet op regels als uitgangspunt voor ethisch handelen, maar op de actieve rol van de personen die hierbij betrokken zijn. En precies dit creëert meer ruimte voor hoe individuen sociale regels beleven, begrijpen en ten opzichte hiervan handelen. Zo kan deze menselijke en context-gerichte benadering van ethiek uitnodigen om de “(foute) ander” te begrijpen als in een continue dans ten opzichte van sociale codes en regels. 

Zo kan deze menselijke en context-gerichte benadering van ethiek uitnodigen om de “(foute) ander” te begrijpen als in een continue dans ten opzichte van sociale codes en regels

En juist dit is cruciaal voor een samenleving in morele transitie. Handelen naar de vernieuwde (sociaal gangbare) beleving van regels over wat “goed” en “fout” is, vergt niet alleen zelfbewustzijn en kennis van de nieuwe sociale context, maar bovenal praktijklering over hoe te gedragen ten opzichte van een nieuwe norm. Logischerwijs hoort bij deze (individuele) transitieperiode het maken van fouten, gezien het individu zich in essentie in een moreel leerproces bevindt. Als we dit perspectief terugkoppelen naar de zaak Rubiales, kunnen er twee waarheden tegelijkertijd bestaan: aan de ene kant dat hij grensoverschrijdend gedrag heeft gepleegd en aan de andere kant dat hij zich in een leerproces begeeft met betrekking tot de nieuwe gedragscodes. Dit perspectief stimuleert zo morele dialoog en samenwerking, wat een breder begrip en draagvlak voor verandering van gedragscodes stimuleert en zo een pad baant voor meer intrinsieke morele vernieuwing in de samenleving. 

Dit perspectief is natuurlijk geen morele hemel en kan helaas gebruikt worden om mensen die grensoverschrijdend gedrag vertonen te excuseren. Ik wil dan ook niet Rubiales verdedigen en mijzelf keren tegen de feministische wind. Maar een zachtere morele houding, die niet gebaseerd is op publieke afstraffing, komt juist ten goede aan het meer fundamentele doel: structurele en samenleving-brede feministische verandering. Dus, it’s over – but true change takes time. 

Plaats een reactie