Tekst /// Phoebe Meekel Beeld /// Bert Slenders
Voor iedereen is schoonheid een persoonlijk concept, het is immers maar net waar je van houdt. Echter, we kunnen niet ontkennen dat onze meningen over wat mooi is en wat niet sterk beïnvloed worden door de maatschappij waarin wij leven. Wat als mooi wordt gezien in de westerse cultuur kan bijvoorbeeld sterk verschillen van wat in andere culturen als mooi geldt. Daarbij verandert de wereld om ons heen constant en zo doet ook het schoonheidsideaal dat. Wat wij tegenwoordig mooi vinden komt niet overeen met wat vroeger gewaardeerd werd en zal ook niet overeenkomen met wat wij in de toekomst als ware schoonheid zullen zien. De kunstgeschiedenis laat een breed palet aan verschillende typen schoonheid zien, en geeft zo een inkijkje in de schoonheidsidealen die door de tijden heen hebben bestaan. De prehistorische Venus van Willendorf laat bijvoorbeeld met haar volle borsten, volumineuze buik en ronde kont zien dat deze lichaamseigenschappen toen als aantrekkelijk werden gezien. Tegenwoordig wordt dit figuur door de maatschappij verafschuwd. Hoe komt het dat wij heden ten dage heel anders kijken naar volle vrouwen dan vroeger?
In verschillende kunstwerken en filosofische geschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw komt een adoratie voor gezette mensen naar voren. Peter Paul Rubens (die wellicht bekend in de oren klinkt door het woord ‘rubenesque’) heeft bijvoorbeeld vele schilderijen gemaakt waarop volle vrouwen afgebeeld zijn. Ook de Duitse kunstschilder Albrecht Dürer ging op zoek naar de ware schoonheid, die volgens hem in perfecte proportionaliteit bestond. In zijn Vier Bücher von menschlicher Proportion (1528) schetst Dürer zijn idee van wat ‘normale’ mannen- en vrouwenlichamen zijn. Hij schonk weliswaar veel aandacht aan nauwkeurige berekeningen van wat de optimale lengte en breedte voor elk lichaamsdeel zou zijn, maar de lichamen die hij uittekende waren ook heel erg gevarieerd. Hij illustreerde personen met verschillende lichaamsafmetingen en hierbij kwamen vaak gezette vrouwen voorbij. Een mogelijke verklaring is dat zijn modellen vaak per toeval gezet waren, maar het kan ook zijn dat Dürer een voorkeur had voor vollere vrouwen.
Niet alleen Dürer was bezig met het uitzoeken van wat ware schoonheid is. In het boek Over de schoonheid van de vrouw (1548), geschreven door de Italiaanse dichter Agnolo Firenzuola, vinden gesprekken plaats over schoonheid tussen de jonge heer Celso en vier dames uit de hogere burgerij van Prato. Uit het verhaal komt wederom naar voren dat de verhoudingen tussen lichaamsdelen moeten kloppen: ‘somewhere between lean and fat, plump and juicy, of the right proportions.’ Hoewel er hier wordt toegelicht dat een vrouwelijk lichaam tussen mager en vet in moet zitten, wordt in dit boek de nadruk gelegd op het ‘plump and juicy’-zijn. Het decolleté, zo meent Celso, moet mollig zijn (zodat er geen bot te zien is), de heupen breed en de armen vlezig en gespierd. Je bent als vrouw beter te dik dan te dun, is het sentiment dat heerst in deze tijd.
Maar hoe verklaren wij dat er tegenwoordig door de maatschappij heel anders wordt gekeken naar gezette vrouwen? Om dit uit te leggen moet er worden gekeken naar de periode waarin de slavernij op zijn hoogtepunt (of eigenlijk: dieptepunt) was: de zeventiende en achttiende eeuw. Het blijkt namelijk dat kolonialisme en daarmee ook racisme een integraal onderdeel uitmaakt van fatphobia.
Men zocht toentertijd naar een manier om te kunnen zien wie de slaven waren en wie de vrijen. De arts François de Bernier ontwierp in 1684 dan ook de eerste rassenclassificatie, waarbij degenen met een witte huid in het ‘eerste ras’ werden geplaatst en de zwarten in het tweede. Echter, nadat witten en zwarten tweehonderd jaar in elkaars nabijheid hadden gewoond, werkte kleur niet meer als basis voor het systeem; er ontstonden mengelmoezen. Er moest dus naar een ander systeem gezocht worden om te verantwoorden waarom mensen van kleur ondergeschikt waren aan degenen met een witte huid. Volgens de Franse natuuronderzoeker Georges-Louis Leclerc de Buffon waren, na huidskleur, de vorm en grootte van het lichaam de belangrijkste merktekens van lijfelijk onderscheid tussen rassen.
Het blijkt namelijk dat kolonialisme en daarmee ook racisme een integraal onderdeel uitmaakt van fatphobia.
Het is ietwat moeilijk om te begrijpen hoe men rond de achttiende en negentiende eeuw dacht dat het zwarte ras eruit zag. Verschillende theoretici spreken elkaar namelijk tegen. Zo ziet de arts Anders Sparrman de ‘Hottentotten’ (een denigrerende naam voor de Khoikoi, bedacht door Nederlandse kolonisten) als een slankere groep dan Europeanen, terwijl antropoloog Julien-Joseph Virey deze mensen juist als dik portretteert. Er werd ook onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen Afrikanen. Zo beweerde Buffon dat er veel diversiteit was onder deze groep en dat de kleine Afrikanen tot de Moren behoorden. De zwarte Afrikanen daarentegen, ook wel les nègres genoemd, zouden lang, mollig, maar ook eenvoudig en dom zijn. Hun leefgebied zou namelijk rijk zijn aan voedsel, waardoor deze Afrikanen volgens Buffon weliswaar goed doorvoed, maar ook dom en simpel zouden zijn. Ondanks zijn uitspraken zag Buffon volle vrouwen echter nog steeds als een belichaming van ware schoonheid.
Ook Virey beweert in zijn boek Natural History of the Negro race (1837) dat de zwarte Afrikaan dom is: ‘In our white species, the forehead is projecting and the mouth retreating, as if we were rather designed to think than to eat; in the negro species, the forehead is retreating and the mouth projecting, as if he were made to eat rather than to think.’ Het is dus duidelijk dat men laag denkt over zwarte mensen.
Dikheid werd steeds meer geassocieerd met zwarten en dan voornamelijk zwarte vrouwen. Het naakte lichaam van slavin Sara Baartman werd begin negentiende eeuw in Engeland tentoongesteld als de ‘most correct and perfect specimen of that race of people‘. Het viel op dat ze een grote kont en volle rondingen had en hier werd ook de nadruk op gelegd tijdens de tentoonstellingen. De bezoekers mochten haar bekijken, aanraken en hadden waarschijnlijk ook seks met haar. Ondanks dat rondingen onder vrouwen in deze tijd in de mode waren, werd Sara’s lichaam als iets heel anders dan dat van Britse vrouwen beschouwd. Men wilde niet geassocieerd worden met zwarte slaven en daarom werd het een slechte zaak om dik te zijn.
Men hield zich (en houdt zich nog steeds) veel bezig met het monitoren van verschillende lichamen. Dit vond eerst via het geloof plaats: je mocht jezelf niet overgeven aan lichamelijke behoeften zoals seks en overmatige voedselinname. Op een gegeven moment nam de medische wereld deze taak over. Zo werd er verteld wat voor en met welke mate je voedsel tot je mocht nemen. Neem bijvoorbeeld het op melk gebaseerde vegetarische dieet van George Cheyne begin achttiende eeuw die erg populair werd onder Engelse vrouwen. Er kwamen ook steeds meer studies naar buiten die obesitas negatief ter sprake brachten. Zo onderzocht fysioloog Ancel Keys en zijn team in 1958 het verband tussen voeding, gewicht en hart- en vaatziekten. Ze ontdekten dat overgewicht verband hield met hartkrampen, maar niet met een hartinfarct of een coronaire dood. Het is echter moeilijk om te geloven dat zijn werk op dit gebied uitsluitend werd gevoed door medische bevindingen. Zo heeft Keys laten weten dat hij dikheid lelijk vindt, ofschoon het op zichzelf geen oorzaak is van coronaire hartziekte.
Men hield zich (en houdt zich nog steeds) veel bezig met het monitoren van verschillende lichamen.
Zo blijkt dat het afkeuren van dikke lichamen niet alleen te wijten is aan medische inzichten, maar veel dieper ligt dan dat. Onze mening over lichamelijke schoonheid en daarmee ook dikheid is, zo blijkt, sterk beïnvloed door de maatschappij en haar geschiedenis. Tegenwoordig is er – gelukkig – een nieuwe beweging gaande, die het beeld over dikke mensen ten positieve verschuift .
Tegenwoordig is er – gelukkig – een nieuwe beweging gaande, die het beeld over dikke mensen ten positieve verschuift.
Twee pagina’s doen geen recht aan dit onderwerp; er valt nog veel meer te vertellen over de relatie tussen fatphobia en kolonialisme. Ik raad je dan ook zeker aan om het boek Fearing the black body (2019) van professor Sabrina Strings te lezen om meer te leren over deze geschiedenis. Al met al is het het allerbelangrijkst om je lekker in je vel te voelen en te beseffen dat er geen universele schoonheid bestaat. Iedereen is mooi op zijn eigen manier.
