Het belang van de dissonante klank

Tekst /// Pleun Kraneveld Beeld /// Romy Veeken

Symmetrie, een egale huid, een rake trap, die in een perfect doelpunt eindigt. In ons huidige vocabulaire lijken de termen ‘schoonheid’ en ‘perfectie’ vaak inwisselbaar. Aan symmetrische en continue vormen valt in de moderne architectuur niet te ontkomen. Bij het opknappen van de esthetiek van een stad worden de straten schoongemaakt. De Mona Lisa wordt geprezen om de nauwkeurige penseelstreken die zo goed samenvallen dat het schilderij een levensechte afbeelding lijkt. Vaak wordt ons idee van schoonheid gekoppeld aan foutloosheid, een volmaaktheid zonder afwijkende sporen. Echter, als we ons wenden tot de muziektheorie, blijkt deze associatie niet altijd vanzelfsprekend. Een vlugge duik in de muziekgeschiedenis toont aan dat dit beeld van schoonheid niet altijd accuraat blijkt. Aan de hand van Mozart en Jimi Hendrix zal ik aantonen dat we schoonheid niet altijd in het kader van ‘perfectie’ hoeven te vatten, en dat juist afwijkingen en vreemde combinaties maken dat muziek in zijn hoogste vorm tot uiting komt.

Tijdens een lange autotocht besloten mijn vader en ik uit verveling de huidige Top 50 te luisteren. Het bleek al snel een mislukte poging. Na vier minuten lang de nieuwe hit van Taylor Swift te hebben uitgezeten, zette mijn vader geïrriteerd de radio uit. Het was weer tijd voor de standaard klaagzang over de moderne overgeproduceerde muziek, waar geen fractie passie of drijfkracht meer in te vinden is. Sentimenteel uitte mijn vader zijn nostalgie naar de tijd dat nummers diepgang kenden, en niet elke toon precies binnen de pop-lijntjes paste. Een tijd waarin muziek nog leefde, daadwerkelijke esthetische waarde had, en schoonheid cultiveerde. 

Ongelijk geef ik mijn melancholische vader niet. De verbitterde houding tegenover de huidige muziekindustrie is al te herkennen in de 20e-eeuwse Frankfurter schule. De maatschappijkritische filosoof Theodor Adorno keurde de popmuziek in de jaren 40 streng af en bracht deze populaire deuntjes in direct verband met het massale kapitalistische systeem. De veelzijdige jazznummers staan volgens hem in direct contrast met de gestandaardiseerde tonen van de popnummers. Uniformiteit en makkelijk verteerbare deuntjes zijn volgens hem tekenend voor de kapitalistisch gedreven cultuurindustrie. De oppervlakkige tonen zouden de luisteraar passief houden, en van enige kritische gedachten weerhouden. De sound van de popmuziek vindt zijn uitgangspunt dan ook niet in originaliteit en sentiment, maar dient enkel als commercieel apparaat om een breed publiek te trekken en zo te manipuleren. Als we Adorno volgen, vindt muziek zijn authenticiteit dus niet in de gestandaardiseerde modellen van de popmuziek, maar in artistieke experimenten en individuele expressie. 

Adorno’s kritiek is herleidbaar tot twee antonieme concepten in de muziektheorie: consonantie en dissonantie. Beide termen hebben betrekking op de samenklank van akkoorden. Een akkoord wordt ‘consonant’ genoemd wanneer de tonen in overeenstemming zijn en een harmonieuze klank voortbrengen. Zo wordt er een gevoel van rust, vrede en stabiliteit gecreëerd. De tonen die worden aangeslagen sluiten feilloos op elkaar aan en creëren een algeheel volmaakte samenklank. De consonante melodie staat lijnrecht tegenover zijn tegenpool: de dissonante klank. Dissonantie is eigenlijk alles wat buiten de gebaande paden van de harmonieuze regels treedt. Het wringen van de onverenigbare klanken geeft dissonantie haar kenmerkende effect. Zo roepen de klanken gevoelens van onrust, chaos en onzekerheid op. De luisteraar wordt door de spannende en onvolmaakte klanken in verwarring gebracht en meegenomen in een intense emotionaliteit. 

Het ontoegankelijke karakter van het dissonante akkoord komt zijn populariteit niet ten goede. Zo maken veel genres voornamelijk gebruik van consonante akkoorden, en komt dissonantie over het algemeen in populaire muziek weinig voor. De genres blues, folk en pop zijn dan ook gecentreerd rondom het creëren van een stabiel en aangenaam gevoel, de consonante toon is hier meer op zijn plek. Neem bijvoorbeeld de razend populaire hit ‘Dance Monkey’ van de artiest Tones and I. Het gehele nummer is in feilloze harmonie, de structuur is helder en de akkoorden sluiten juist op elkaar aan. In de toonsoort van fis-mineur begint het nummer met het corresponderende f-mineur akkoord. Zo volgen de akkoorden d en e, nog steeds keurig passend binnen het schema van fis-mineur. De progressie rondt uiteindelijk met cis-mineur, de sublieme ‘perfecte vijfde’, af. Er is geen spoor van incorrectheid of imperfectie in het nummer terug te vinden. Het nummer heeft zijn pakkende aard aan de simpele structuur te danken, de melodie herhaalt zich van begin tot eind. Door binnen de lijntjes te werken en niet van de muziekregels af te wijken, brengt de zangeres Tones and I een toegankelijk en consonant nummer tot stand. 

Als het doel is om een pakkend en amuserend nummer te creëren, komt consonantie dus goed van pas. Het is echter de vraag wat de intenties van de artiest zijn. Zo zien we dat dissonantie in veel genres buiten de popmuziek een belangrijke rol speelt. Zo is dit belang onder andere in het werk van Mozart te herkennen. Dissonante klankcombinaties geven Mozart juist de mogelijkheid om drama, spanning en emoties te creëren in zijn muziek. Door spannende noten aan te slaan trekt hij de luisteraar mee in zijn verhaal. In een van zijn bekendste strijkkwartetten, het ‘Haydn-kwartet’, experimenteert Mozart met verschillende dissonante klanken. De plots vloekende harmonieën geven zijn stuk een onvoorspelbare wending, en de luisteraar wordt in een emotionele achtbaan meegesleurd. Mozart laat wringende klanken tegen elkaar opbotsen om zo complexe, veelzijdige emoties tot uiting te brengen. Juist de echtheid en diepgang van de onconventionele tonen in het dissonante ‘Haydn-kwartet’ maken het tot een goed en gewaardeerd werk.

Juist door met de muziekregels te spelen en met wringende klanken te experimenteren, hebben de typerende gitaarriffs van Hendrix door de onvoorspelbare tonen een meeslepend effect.

Ook in de rockmuziek valt niet aan enige dissonantie te ontkomen. De legendarische jaren 70-artiest Jimi Hendrix heeft zijn sound te danken aan het gebruik van onvoorspelbare en onverenigbare klanken. Zo staat zijn grootste hit ‘Purple Haze’ bekend om het gebruik van een van de meest dissonante tonen in de muziek: de beruchte ‘duivelse tritonus’. Deze huiveringwekkende naam stamt uit de middeleeuwse kerk, en was in veel christelijke gemeenschappen verboden te spelen. De tritonus heeft zijn duivelse referentie te danken aan de wrede klank van de overmatige kwart, een vloekende halve stap groter dan de perfecte kwart. De combinatie van het interval tussen twee noten die drie tonen van elkaar verwijderd zijn creëert een instabiel geluid. In ‘Purple Haze’ speelt Hendrix uitdagend in op dit duivelse interval, en als opening van zijn nummer slaat hij de vloekende snaren aan. Door het samenvallen van de noten een aïs creëert de tritonus hier een sterk dissonante klank. Hendrix weet dit duivelse geluid zo ten behoeve van de sfeer van het nummer zelf in te zetten. Geen resolutie, geen samenkomst van klanken, maar enkel wringende tonen zijn kenmerkend voor dit iconische nummer. Juist door met de muziekregels te spelen en met wringende klanken te experimenteren, hebben de typerende gitaarriffs van Hendrix door de onvoorspelbare tonen een meeslepend effect. Hendrix’ regelmatige gebruik van dissonantie heeft dan ook bijgedragen aan de algehele waardering van zijn gitaarriffs en muziek. 

Zoals Adorno ons vorige eeuw al voorlegde, vindt muziek zijn schoonheid dus niet altijd in het volgen van de consonante regeltjes, maar juist in de overschrijdende dissonantie.

Wat kunnen we hiervan leren? Misschien kwam Adorno’s kritiek niet uit de lucht vallen. Hoewel ‘Dance Monkey’ door de voorspelbare harmonie lekker wegluistert, is de emotionele spanning ver te zoeken. Dissonante muziek vindt aansluiting bij de diversiteit en complexiteit van de menselijke emotie, en kan zo dieper reiken dan de enkel vrolijke of droevige consonante melodie. Zoals Adorno ons vorige eeuw al voorlegde, vindt muziek zijn schoonheid dus niet altijd in het volgen van de consonante regeltjes, maar juist in de overschrijdende dissonantie. De muzieklegendes uit het verleden wijzen op het cruciale belang van dissonantie in de muziek aan. Juist door met klanken en akkoorden te experimenteren zijn de grootste meesterwerken tot stand gebracht. Mozart zou Mozart niet zijn als hij elk refrein met een ‘perfecte vijf’ af zou ronden. De jaren 60-rockmuziek zou zonder de dissonante klanken van Jimi Hendrix niet hetzelfde zijn. 

Door voorbij het plaatje van foutloosheid en volmaaktheid te gaan, maken we plaats voor een rijker beeld van wat schoonheid daadwerkelijk is, en voor ons kan betekenen.

Hoewel we geneigd zijn om schoonheid door het filter van symmetrie, foutloosheid en perfectie te bezien, lijkt de muziekgeschiedenis een ander beeld te schetsen. Met het gebruiken van de juiste hokjes en maten zal een nummer zelden voorbij simpliciteit en voorspelbaarheid reiken. De diversiteit en complexiteit van de menselijke emotie valt niet binnen de consonante regeltjes te vatten. Juist imperfecties en subtiele verbuigingen brengen een subliem nummer tot stand. Misschien is het tijd om het idee van schoonheid als ‘perfectie’ los te laten, en de echte schoonheid van imperfectie en fouten in te zien. Door voorbij het plaatje van foutloosheid en volmaaktheid te gaan, maken we plaats voor een rijker beeld van wat schoonheid daadwerkelijk is, en voor ons kan betekenen.

Plaats een reactie