Tekst door Sybren Sybesma, beeld door Kian Moradi
Het is een van die boeken die ik al mijn hele leven hoor rondzingen. Het stond op de leeslijsten van mijn klasgenoten. Ik had het boek echter nooit gelezen. Waarom weet ik niet. Misschien kwam het gewoon niet op mijn pad. Tot een paar weken geleden, toen uitgeverij Atlas Contact Babel contacteerde met de vraag of wij misschien aandacht wilden besteden aan de Nederlandstalige jubileumuitgave.
Een jubileum is het zeker: zeventig jaar geleden debuteerde William Golding met Lord of the Flies. Het was een sprookjesdebuut, dat ergens doet denken aan dat van J.K. Rowling: Goldings roman was al door 21 uitgeverijen afgewezen toen Faber & Faber er wel iets in zag en het werk langzaam opklom tot de status die het nu heeft – Aimée de Jongh publiceerde zelfs net een enthousiast onthaalde verstripping van het boek. Daarbij moet overigens vermeld worden dat de redacteur van dienst er nog een hoop aan heeft gesleuteld: zo werd het gehele oorspronkelijke begin geschrapt. De afwijzing van de andere uitgeverijen was dus wellicht te rechtvaardigen.
Het verhaal is waarschijnlijk bekend. Het vliegtuig waarin een groep jongens zit, stort neer op een onbewoond eiland. Hun leeftijd varieert van zes tot twaalf jaar. Ze kennen elkaar niet. Ralph is een van de oudere jongens en we volgen hem vanaf de eerste pagina, als hij het dichte oerwoud uitrent en op het strand een tritonshoorn vindt. Op aandringen van een andere jongen, Piggy, die hij tussen de bomen tegen het lijf is gelopen, blaast hij erop. Alle jongens op het eiland komen op het getoeter af en ze beleggen een vergadering. Ralph wordt tot leider gekozen. Zijn grote tegenstrever Jack wordt aanvoerder van de jagers. De rest van het boek is een verslag van de steeds verder escalerende strijd tussen Jack en Ralph, die soms tot gruwelijkheden leidt. Jack probeert Ralphs gezag te ondermijnen en Ralph probeert de anderen er juist steeds van te overtuigen dat het verstandig is om zich achter hém te scharen. De spannende slotscènes behoren wat mij betreft tot het beste van de roman. Daar blijkt hoe goed het boek is opgezet: alle thema’s, motieven en verhaallijnen komen samen in een spetterende apotheose.
Het accent in Goldings roman ligt niet op het overleven, evenmin op de mogelijke redding. Veel meer gaat het boek over de verhoudingen in de groep kinderen en de prioriteiten van de leiders. Ralph heeft zijn blik gericht op een mogelijke redding en wil daarom dat er dag en nacht een vuur brandt, want dan is er een kans dat een voorbijvarend schip hun rook ziet. Jack wil jagen en zich uitleven in woeste avonturen. Het vuur kan hem niets schelen. Hij verschanst zich met zijn volgelingen op een rotsformatie die hij omdoopt tot fort, beschildert zijn lichaam en houdt avondlijke schranspartijen. Je zou er, zoals sommige literatuurwetenschappers deden, een botsing van bepaalde politieke stromingen in kunnen zien. De partijen die met het oog op de toekomst plannen maken tegenover de populisten, die ogenblikkelijke bevrediging nastreven. Je kunt niet tot in de eeuwigheid feesten en krijgertje spelen. Bij welke groep wil je horen? Wat is er nu leuker en makkelijker?
De gruwelijke escalatie van het conflict tussen Ralph en Jack, waarbij het zelfs tot een bloedig treffen komt, kun je beschouwen als een uitwerking van de stelling dat ieder mens ook een kwaadaardige kant heeft en dat die bij iedereen tot uiting kan komen. Golding vocht in de Tweede Wereldoorlog; hij deed onder andere mee aan de landing in Normandië. Zijn ervaringen in het leger en de alomtegenwoordige mogelijkheid van een vernietigende atoomaanval na de oorlog brachten hem ertoe dit boek te schrijven. Dat het geen boek over een hechte vriendschap is geworden, is daarom misschien geen verrassing.
Mijn docent Nederlands op de middelbare school zei eens dat romans een onderzoek zijn naar de menselijke geest. Ik zou die uitspraak wat willen aanscherpen. Een onderzoek impliceert een zekere herhaalbaarheid en ik denk dat je een geheel andere roman zou krijgen als iemand anders over een groep jongens op een onbewoond eiland zou schrijven. Veel beter is het om te zeggen dat romans hypotheses zijn. De schrijver veronderstelt dat de mens zich op een bepaalde manier gedraagt en probeert die hypothese met behulp van zijn fantasie zo overtuigend mogelijk uit te werken, al kan hij hem vanachter zijn bureau moeilijk testen.
Ook Goldings beroemde boek is zo’n hypothese. Hij meent dat de meeste mensen – als ze met onbekenden op een eiland worden achtergelaten – zich van hun slechtste kant laten zien en dat de groep uit elkaar spat door interne strubbelingen. Rutger Bregman vertelt in De meeste mensen deugen echter het waargebeurde verhaal van zes vrienden die in 1966 op een onbewoond eiland stranden en niet aan ruzies ten onder gaan. Sterker nog, ze werken zó goed samen dat ze fysiek in ‘topconditie’ verkeren als ze een jaar later worden gered. Daarnaast haalt Bregman een anekdote aan over een Amerikaans realityprogramma waarin veertig kinderen in een verlaten stad worden gezet ‘in de hoop dat zij elkaar te lijf zouden gaan’. Het tegendeel gebeurt: de kinderen kunnen het heel goed met elkaar vinden en de makers moeten daarom steeds iets verzinnen waardoor er ruzies kunnen ontstaan. Met andere woorden: er klopt volgens Bregman niets van Goldings stelling.
Ondanks dat vind ik het een mooi en geloofwaardig boek. Er zit veel herkenbaars in: pestgedrag, meelopers, groepsdruk en de eeuwige spanning tussen wat verstandig en wat leuk is. Golding maakt het allemaal erg invoelbaar en je kan niet anders dan het boek onder de indruk dichtslaan.
Misschien was Golding overigens ook niet helemaal overtuigd van zijn eigen stelling, want aan het eind van de roman verschijnt er een Engelse kapitein op het eiland. Eerst vat hij de situatie op het eiland op als spel. Hij vraagt zelfs vriendelijk of ze ‘oorlogje aan het spelen’ zijn. Maar als de ernst tot hem doordringt kijkt hij naar de groep kinderen die voor hem staat en zegt: ‘[I]k zou hebben gedacht dat een stel Engelse knapen (…) zich van een betere kant zou hebben laten zien.’ Daarna werpt hij zwijgend een blik op het schip achter hem.
