Verborgen boodschap

Tekst door Dominique Seelen, beeld door Lesine Möricke

Taal is een communicatiemiddel. Je kan informatie overdragen en daarbij de persoon met wie je spreekt iets duidelijk maken. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met sarcastische zinnen? We begrijpen de boodschap, hoewel de woorden iets anders lijken te betekenen. Kunnen we de verzwegen betekenis van onze zinnen blootleggen?

Een belangrijke Engelse filosoof die inzichten biedt in taal en communicatie is Paul Grice. Hij werd geboren in 1913 en wist tijdens zijn carrière naam te maken als taalfilosoof op het gebied van betekenis en semantiek. Aan de hand van zijn onderzoek schreef hij het boek Logic and Conversation. Tijdens het lezen raakte ik gefascineerd door hoe hij de dagelijkse praktijk van taal weet bloot te leggen met logica en principes als instrumenten. Zo stelt Grice dat er in onze communicatieve praktijk aspecten zijn die onbesproken of onbewust zijn, maar die wel bepalend zijn voor betekenis. Aan de hand van twee voorbeelden uit het dagelijks leven zal ik laten zien hoe dat werkt. 

Voorbeeld 1 

Bij het koffiezetapparaat vertelt John aan zijn collega over de date die hij gisteren heeft gehad. Omdat hij iets te veel wijntjes op had, staan sommige details niet meer zo helder op zijn netvlies. John begint dan ook te stamelen wanneer zijn collega vraagt wat voor beroep zijn date heeft. Hij zegt: ‘Uh… jeetje, dat is me een vraag. Volgens mij is ze kinderarts of schooljuf dacht ik.’ 

In Johns laatste zin gebeurt iets interessants. Hij zegt dat zijn date schooljuf of kinderarts is. In de logica geldt dat bij de zin ‘p of q’, de zin geldig is als p waar is, q waar is of ze als allebei waar zijn. Hieruit volgt dat de uitspraak van John waar is: 

  1. Als de date kinderarts is en geen schooljuf (p)
  2. Als de date schooljuf is en geen kinderarts (q)
  3. Als de date schooljuf én kinderarts is (p en q)

Die laatste zin is echter raar. Het is dus mogelijk dat de date schooljuf én kinderarts is? Maar John impliceert toch met het woord ‘of’ dat het een van beide is? Anders had hij wel gezegd: ‘ze is schooljuf en kinderarts’. Het feit dat alleen opties 1 en 2 lijken te kloppen met wat John probeert te zeggen, noemt Grice de ‘conventionele implicatuur’. Dit houdt in dat John met zijn uitspraak alleen optie 1 of 2 bedoelt, en dat de derde niet klopt – ook al zou het volgens de logica wel correct zijn. 

Voorbeeld 2

In voorbeeld 1 worden de implicaties van de zin bepaald door de woorden die John zegt. Maar de eigenschappen van het gesprek waarin hij deze woorden uitspreekt – zoals de manier, het moment en de persoon tegen wie hij spreekt – hebben geen invloed op de betekenis van zijn uitspraak. Met behulp van de logica kan je Johns zin, onafhankelijk van de context, altijd alleen op de bovenstaande manier ontleden. Soms zijn deze kenmerken echter wel van belang voor de betekenis van een zin. Neem het volgende voorbeeld: 

Johns collega is benieuwd hoe leuk John zijn date vond. Hij vraagt John: ‘Is ze een blijvertje?’ John antwoordt: ‘Ach, je moest eens weten. Ze is werkelijk het dekseltje dat op mijn potje past.’

Om de betekenis van de laatste zin te analyseren, werkt de strategie van voorbeeld 1 niet. De zin dat John zijn date als het dekseltje op zijn potje ziet, is namelijk voor de logica niet te ontleden. Tenminste niet op zo’n manier dat we de betekenis van Johns uitspraak vatten. Dat komt omdat er in deze zin sprake is van een metafoor. En een metafoor is eigenlijk een overtreding. 

Grice stelt namelijk dat er in een gesprek sprake is van een soort sociaal contract. Hij noemt dat het cooperative principle. Grice beschrijft dit als volgt: 

Make your conversational contribution such as is required, at the stage at which it occurs, by the accepted purpose or direction of the talk exchange in which you are engaged. (Logic and Conversation)

Kortom, John moet in het gesprek met zijn collega zo communiceren dat zijn manier van spreken aansluit bij de ‘normen’ die worden bepaald door het doel van het gesprek. Dit klinkt een beetje vaag, maar Grice maakt het concreter door te stellen dat er bepaalde maximes (regels) zijn die je behoort te volgen in een gesprek. Een voorbeeld hiervan is de maxime van kwantiteit: je moet in een gesprek niet meer informatie te geven dan nodig. 

‘Ze is werkelijk het dekseltje dat op mijn potje past’, is een voorbeeld van een overtreding van dat maxime. John wil namelijk vertellen dat hij zijn date heel erg leuk vond. Maar hij geeft te veel informatie door kenmerken toe te eigenen aan zijn date (dekseltje) die niet relevant zijn. Zijn collega kan namelijk veel directer begrijpen dat John zijn date leuk vond als hij gewoon had gezegd dat het een superleuke vrouw was. 

Ondanks dat John de maxime van kwantiteit overtreedt, betekent dit niet per se dat hij ook het cooperative principle uit het raam gooit. John weet namelijk dat zijn collega snapt dat zijn uitspraak een metafoor is en dat deze zin dus niet letterlijk opgevat moet worden. John draagt dus wel degelijk bij aan de richting van het gesprek – al is het op een meer omslachtige manier.
In de praktijk gebruiken we taal dus niet altijd op een manier waardoor de betekenis ervan direct uit de woorden zelf af te leiden is. We vormen zinnen die we met logica kunnen analyseren, maar waaruit betekenissen voortkomen die we niet bedoelen. Daarnaast gebruiken we stijlfiguren en andere vormen van ‘overtredingen’ van de maximes. Uit voorbeelden hiervan blijkt dat de boodschap die we willen overdragen in een gesprek niet altijd expliciet uitgesproken wordt. En niet alleen de boodschap maar ook principes en regels worden verzwegen: het cooperative principle is van belang voor de betekenis van zinnen terwijl dit principe zelf niet voorafgaand aan, of tijdens een gesprek uitgesproken wordt. Toch bepaalt het wel de betekenissen in een gesprek met bepaalde sprekers, dat zich afspeelt in een bepaalde context. Zo heeft datgene waarover men spreekt misschien wel evenveel invloed op communicatie als datgene waarover men zwijgt.

Plaats een reactie