Van 27 maart tot en met 1 april vindt een nieuwe editie van de KunstRAI plaats. Gedurende zes dagen dient de RAI, een beurscomplex in Amsterdam-Zuid, als standplaats voor één van de oudste hedendaagse kunstbeurzen van Europa. De KunstRAI biedt, los van tientallen Nederlandse galeries, tevens een plek aan twintig recentelijk afgestudeerde kunstenaars van de kunstacademie in Arnhem (ArtEZ), een unieke kans om hun werk aan de top van de kunstwereld te tonen.
De KunstRAI is op verschillende manieren een spektakel te noemen. Niet alleen is er het beste werk van dit moment te zien, ook is het een plek om de kunstwereld in al haar (enigszins elitaire) glorie te aanschouwen. De dikke brilmonturen en fluwelen smokingjasjes van de bezoekers vliegen je om de oren. Iedereen is met iedereen in gesprek. Ik kan uit ervaring mededelen dat het zeer de moeite waard is om een middag ongegeneerd boven je stand te leven en je met een bekertje Chardonnay van € 12 door de menigte te bewegen, als ware je er een volwaardig (financieel) onderdeel van.
Het schouwspel roept ook een vraag op: hoe word je als beginnend kunstenaar onderdeel van dit wereldje? Op die vraag bestaat uiteraard geen eenduidig antwoord, de weg van de kunstacademie naar de KunstRAI is als die naar Rome. Maar voor afgestudeerden van ArtEZ is de snelste route misschien wel de open call die de academie uit Arnhem jaarlijks houdt.
Onder de naam Backstage Academy worden alle ArtEZ-alumni, van de bachelor Base for Experiment, Art and Research (BEAR), van de afgelopen vier jaar uitgenodigd zich aan te melden om kans te maken op een plekje in de RAI eind maart. Uit alle aanmeldingen wordt een selectie van twintig kunstenaars gemaakt die ieder twee werken mogen tentoonstellen op de KunstRAI. Met drie van deze twintig ging ik in gesprek: Xam van Kempen, Yip Stals en Larissa Esvelt. Ik had het met hen over wat het inhoudt om afgestudeerd kunstenaar te zijn, hoe het is om je eigen manager te spelen, en over hun creatieve praktijk. Elk gesprek sloot ik af met de vraag: ben je trots?
Xam van Kempen
Xam van Kempen maakt olieverfschilderijen die je misschien wel het best kunt omschrijven als punk op doek. Soms letterlijk, als hij zijn favoriete muzikanten, of vrienden uit de punkscene schildert. Die punk vertaalt zich tevens in zijn schilderstijl, die los, en zoals punk, onconventioneel is. De keuze voor verf als medium was op zijn zachtst gezegd een opvallende, aangezien hij tot aan zijn eerste schilderles op de kunstacademie nog nooit een kwast tegen een doek had gehouden. Aanvankelijk werd het besluit te gaan schilderen ook niet gesteund door zijn docenten, vertelt Xam.
‘In mijn eerste jaar op de academie was schilderen een verplicht onderdeel, ik bakte er toen nog helemaal niks van’, vertelt hij mij in het rumoerige Arnhemse café waar we hebben afgesproken. ‘Toch werd het al snel mijn favoriete medium. De speelsheid en de vrijheid van schilderen sprak me erg aan. Ik kreeg te horen van docenten: waar ben jij mee bezig, wat is dit? Toen was ik heel koppig en dacht ik dat ze ongelijk hadden. Maar als ik dat werk nu zie, denk ik: oei, haha.’
Het ontbreken van een nauwkeurige techniek is een essentieel onderdeel van Xams stijl. De koppigheid die hij noemt zie je duidelijk terug in zijn werk. De schilderijen hebben iets stoers, iets achteloos. Als je zijn werk zou willen categoriseren, kom je al snel uit bij Art Brut, letterlijk vertaald uit het Frans als ‘rauwe kunst’. Een soort anti-stijl waarin ambacht eerder een obstakel is dan een zege.
Toch heeft Xam in zijn techniek wel degelijk een ontwikkeling doorgemaakt, vertelt hij. ‘Ook omdat ik nog helemaal niet zo lang schilder. Maar ik probeer te voorkomen dat ik er te goed in word, dat lijkt me niet leuk. Gelukkig is dat nog lang niet het geval.’
Die rauwheid is in lijn met de thematiek van zijn werk. Xam schildert veelal vrienden uit de punkscene, muzikanten of fragmenten uit zijn favoriete films. De taferelen die hij afbeeldt zouden hun geloofwaardigheid verliezen als ze te minutieus op het doek zouden staan.
‘Ik haal nauwelijks inspiratie uit andere schilderijen, maar vooral uit muziek en films. Ik vind het denk ik makkelijker om origineel te zijn als ik mijn input uit een andere kunstvorm haal. Natuurlijk ben je nooit volledig origineel, maar ik wil toch niet te veel naar anderen kijken, ook een beetje uit angst dat ik dan iets na ga doen.’
De inspiratie uit films en muziek is duidelijk zichtbaar. Xams werk laat verhalen zien van de mensen die hij ziet, om zich heen of op beeld, in hun natuurlijke habitat. Het zijn schilderijen die in één keer tot je komen, zonder complexe gelaagdheid en zonder opsmuk. Maar hoe verhoudt die rauwe kunst zich eigenlijk tot de wereld van de KunstRAI? Wat moeten die punktaferelen straks tussen het Chardonnay-nippende galeriepubliek?
‘Ik heb daar heel lang een harde mening over gehad’, zegt Xam. ‘Die wereld wilde ik weren. Maar ik heb nu het idee dat het júist interessant is om in zo’n ruimte te hangen. Dat lijkt me een mooi contrast.’ Wel zou hij de kunstwereld graag wat minder elitair zien. ‘Als ik naar een punkshow ga, denk ik: ik zou het leuk vinden als de mensen die hier nu zijn naar mijn schilderijen komen kijken. Eigenlijk maak ik het voor die mensen.’
Voor de laatste vraag die ik Xam wil stellen heb ik geen aanloopje bedacht. Wat blijkt: zo kort als de vraag is, zo multi-interpretabel en daarmee gevarieerd het antwoord. Want wat is trots eigenlijk, en waarop is Xam dat dan?
‘Ja, ik ben trots op mijn werk, op wat ik heb gemaakt. Tegelijkertijd geloof ik dat alles wat ik maak nutteloos is. Als je op welk moment dan ook aan mij vraagt: op welk schilderij ben je het meest trots? Dan zal ik altijd mijn meest recente zeggen. Of ik trots ben dat ik ben gekozen om in de RAI te exposeren? Dat kan ik niet zeggen. Ik maak wat ik maak en de mening van anderen laat me daarin eigenlijk koud. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het een geweldige kans is.’
Xam van Kempen
Yip Stals
Afgelopen juni studeerde Yip Stals af met een verzameling sculpturen die je moet zien om ze te geloven. Zijn beelden, die namen dragen als Wheels of Cheer en The Rush-car Driver, vormden samen een carnavaleske stoet, die, zo het leek, toevallig even kwam kijken bij de eindexpositie van de nieuwe lichting ArtEZ-alumni. Een combinatie van mechanische en lichamelijke eigenschappen zorgt ervoor dat de werken een eigen wil lijken te hebben. Waar je ze ook neerzet, het is alsof ze er zelf voor hebben gekozen om daar te gaan staan.
‘Ik wil dat mijn werk via de buik naar binnen gaat, niet via het hoofd’, vertelt Yip. ‘Dat mensen er instinctief een connectie mee voelen zonder dat ze ergens over na hoeven te denken.’
En hoe maak je werk dat via de buik naar binnen gaat? Yip Stals doet dat met iets dat hij ‘bruikbaarheid’ noemt. Zijn beelden hebben vaak een gezicht, of andere lichaamsdelen. Ook zijn ze veelal mobiel en hebben ze mechanische eigenschappen. Die mix van organische en industriële onderdelen zorgt ervoor dat het lijkt alsof je de beelden ergens voor kunt gebruiken, alleen heb je geen idee waarvoor.
‘Mijn werk heeft een technisch likje. Het ziet er nuttig uit, ook al is het dat niet. Dit zorgt ervoor dat het publiek getriggerd wordt tot interactie. Mensen willen eraan zitten. Daarom gebruik ik ook graag dingen als wielen en handvatten. Je weet welke kant zo’n wiel op kan, met die verwachting kan je spelen. Ik probeer een spanningsveld te creëren met aan de ene kant verleiding, en aan de andere kant een bepaalde disruptie, je voelt dat er iets niet klopt. Die combinatie van lichaam en machine heeft soms bijna iets lugubers.’
In het vaak uitbundige werk van Yip, keert één materiaal steeds weer terug: hout. ‘Dat is voornamelijk omdat mijn afgelopen paar werken semi-interactief zijn. Hout is daarin een fijn medium omdat het duurzaam is. Ik noem het graag houten speelgoed. Je kunt ermee spelen, en het blijft goed.’
Ondanks het momentum waar hij sinds zijn afstuderen in lijkt te verkeren, was de overgang van kunststudent naar werkend kunstenaar even wennen, vertelt Yip. ‘Ik moest natuurlijk op zoek naar een studio. Een stabiele plek waar ik ongestoord kon werken. Hoe moest zo’n plek eruitzien? Daar heb ik wel een tijd over moeten nadenken en naar moeten zoeken. Maar nu ik die studio heb, probeer ik zoveel mogelijk tijd en energie in mijn werk te steken. Voorlopig gaat dat heel erg goed.’
Op het moment dat ik hem spreek heeft Yip zichzelf net een week ‘cadeau gedaan’, zoals hij het zelf noemt. Een week, welteverstaan, om fulltime in zijn atelier door te brengen. De Arnhemse kringloop waar hij normaal gesproken werkt, moet het dus even zonder hem stellen. Vakantie nemen om te kunnen werken: het illustreert de onvermoeibare houding waarmee Yip zijn kunstenaarsbestaan aanvangt.
‘Trots ben ik zeker’, zegt Yip dan ook zonder aarzeling als ik hem mijn laatste vraag stel. ‘Het voelt als een ereplekje, om op de KunstRAI te mogen staan. Het is in ieder geval goed voor mijn ego’, lacht hij.
Yip Stals
Larissa Esvelt
Larissa Esvelt studeerde in 2020 af, te midden van de eerste lockdown. Niet de ideale omstandigheden om aan een zelfstandige kunstcarrière te beginnen, zou je denken. Maar met meerdere solo- en groepsexposities, een residentie van drie maanden bij het Europees Keramisch Centrum en een plek op de KunstRAI had ze het slechter kunnen doen. Haar sculpturen zijn innemend, dramatisch en een tikkeltje ongemakkelijk.
‘Over het algemeen werk ik vanuit persoonlijke interesses die vaak te maken hebben met mijn achtergrond en de ambiguïteit en onzekerheid die ik daarover voel. Mijn moeder is Nederlands-Joods en mijn vader is Angolees-Portugees. Dat zorgt voor de nodige verwarring als het gaat om positioneren’, vertelt Larissa grinnikend. ‘Ik denk dat dat wel is doorgesijpeld in mijn praktijk, in vreemde figuren en algeheel vreemd-aanvoelende scènes. Ik maak ruimtes met figuren die kunnen worden ervaren als aandoenlijk of lieflijk, misschien verleidelijk, maar ook heel erg griezelig.’
Ondanks het succes van de afgelopen drie jaar is Larissa dit jaar weer begonnen met studeren, nu in de vorm van een master Artistic Research aan de kunstacademie in Den Haag. Studerend kunstenaar zijn lijkt voordelen te hebben die het leven als werkend kunstenaar niet altijd met zich meebrengt.
‘De afgelopen drie jaar heb ik het kunstenaarsleven mogen ervaren. Dat was erg leuk, maar ik miste de vrijheid en de beschikbaarheid die de kunstacademie biedt. Ik realiseerde me pas wat die plek je allemaal geeft toen ik klaar was en in het diepe werd gegooid. Je begint echt weer vanaf nul, je moet bijvoorbeeld opeens al je eigen materialen kopen.’
En de kosten daarvoor zullen, gekeken naar haar werk, niet mis zijn. Haar sculpturen bestaan voornamelijk uit keramiek en textiel en zijn vaak even bombastisch als gigantisch. Zo weegt het beeld met werktitel The Melting Lady, dat op de KunstRAI zal staan, ruim 200 kilo. Geïnspireerd door Portugese Azulejos-tegels, het Portugese equivalent van Delfts blauw, onderzoekt ze met het werk een fenomeen dat een verderfelijk koloniaal verleden afbeeldt, maar op esthetisch vlak prachtig is.
‘Ik kijk naar die tegels als een soort spiegel die niet helemaal de werkelijkheid reflecteert. Als kind vond ik ze prachtig, maar kreeg ik het narratief wat er omheen hing natuurlijk niet mee. Negentig procent van die tegels zijn een soort propaganda voor een tijd waarin slavernij normaal was en het Portugese imperialisme hoogtij vierde. Ik probeer daar een dialoog mee aan te gaan door te bevragen wat die tegels eigenlijk weerspiegelen. Vervolgens liep dat helemaal uit de hand en kwam ik uit bij wat het nu is geworden’, vertelt Larissa.
Larissa kijkt in haar creatieve praktijk naar het ongemak van een cultureel fenomeen met een duister verleden. Wat moeten we daarmee? Mogen we het mooi vinden? Antwoorden op die vragen kan Larissa ons natuurlijk geven, ze studeert er immers op af. Maar dat zou het onderwerp reduceren tot een conceptueel vraagstuk, daarmee voorbijgaand aan het spektakel dat het kunstobject óók is. Gewoon gaan kijken dus, daar komt het op neer.
Aan het einde van ons gesprek rest mij alleen nog die ene vraag. Dat Larissa trots is op haar selectie voor de KunstRAI kan ze in ieder geval niet ontkennen. ‘Ik weet niet of ik een heel trots persoon ben. Maar ik vind de KunstRAI toch wel speciaal genoeg om trots op mijn selectie te zijn. Enerzijds zet ik mezelf een beetje af tegen zo’n kunstbeurs, maar anderzijds denk ik toch: het is wel cool dat ik hier tussen mag staan. Waar ik vooral trots op ben is dat mijn werk de bubbel die de kunstwereld is even mag betreden, en die hopelijk zelfs een klein beetje kan doorprikken.’
Larissa Esvelt
