Een Per Ongelogboek

Tekst door Tania Alhashimi, beeld door Winonah van den Bosch

Zijn dingen die per ongeluk gaan, eigenlijk altijd wel ongelukkig? Of verbloemt het woord ongeluk misschien wel het geluk in het per ongeluk; de grappige momenten, intieme connectie of waardevolle gedachten over jezelf en de wereld die het teweeg kan brengen? 

Toen ik op een zonnige decembermiddag neerplofte op een bankje met een vriendin, voltrok zich een per-ongelukkig noodlot. Terwijl ik in mijn linkerhand een heerlijk Italiaans broodje vasthield, voelde ik mijn rechterhand in een crèmeachtige, koele smurrie glijden. Toen ik daarna in mijn ooghoek een paar duiven olijk zag ronddartelen, wist ik hoe laat het was: ‘shit, het is vogelpoep!’. Maar de vriendin met wie ik was, had een andere analyse. ’Door die groene kleur moet het wel algensmurrie zijn’, opperde ze bedachtzaam, ‘dat zit immers altijd op bankjes bij de grachten’.  

Ik geloofde natuurlijk geen drol van haar algensmurrie-theorie. ‘“Algen” is nu zeker een eufemisme voor schijten?’, zei ik tegen haar. 

Het algensmurrie-versus-vogelpoepdebat gaf een grappige wending aan iets wat per ongeluk gebeurde. Maar het is eigenlijk wel interessant dat we iets dat niet expres gebeurt, al snel wegzetten in termen van ‘ongeluk’. En dat terwijl juist ‘per ongelukjes’ en hun onverwachtheid breken met de voorspelbare gang van zaken en zo een opening creëren voor interessante realisaties die verder gaan dan ongeluk. Hier volgt dan ook een ‘per ongelogboek’: een ode naar ‘het per ongeluk’ en de interessante gevoelens, gedachtes en betekenissen die eruit voort kunnen vloeien.

Verpeste boerencake, 17 november, 11.14

Ik sneed in een hongerige bui een plak boerencake af, die een van mijn huisgenoten voor het huis had gehaald. Maar in plaats van een mooie, wiskundig-rechte snede te maken, liep de smalle bovenkant per ongeluk uit in een brede onderkant. Om de cake weer recht te krijgen, moest iemand zichzelf dus opofferen door zelf expres een scheef stuk te nemen. -1 x -1 = 1; twéé scheve cakeplakken maken recht. Maar waarom zou een mens dat doen? Vanwege een inherente voorkeur voor correctheid? Of zou iemand dat doen vanuit welwillendheid; de cake in goede staat achter willen laten voor de ander?

’s Avonds was de cake in ieder geval weer mooi recht. 

Zemmerfiets, 21 december 12 12.54

Toen ik op een drukke dag haastig door de Pijp fietste, lieten twee meiden op een fiets mij bijna vallen. Terwijl de één met haar smalle benen hun beiden vooruit probeerde te trappelen, melig en lacherig zoals alleen tieners dat kunnen zijn, zag ik het barbieroze fietsstuur akelig naar links hellen en mij bijna tot het natte asfalt verdoemen.

‘Bro, what the fuck doe je?’, riep ik geïrriteerd naar de tieners, bij wie de meligheid al snel omgeslagen was in een geschrokken verbazing. ‘Kan je niet fietsen ofzo zemmer? Tfoe!’

Terwijl ik vloekend weer op mijn fiets stapte, besefte ik dat het ongeluk iets belangrijks in mij ontfutselde. Waar ik namelijk normaal keurig Nederlands spreek, rukte de onverwachte gebeurtenis mijn talige masker af. De woorden waarmee ik de meisjes aansprak, staan namelijk symbool voor een stereotiep beeld over mensen met een Arabische migratieachtergrond.

Je weet wel; dat domme, asociale tuig. 

Als tweede generatie Irakees is het belang van taal een van de belangrijkste levenslessen die in mijn geheugen gegrift staat. Mijn ouders vertelden mij sinds jongs af aan hoe zeer de taalbarrière hun in de weg zat op werk en hun carrièreontwikkeling bemoeilijkte. Lezen, luisteren, buitenschoolse taalles: ze regelden het allemaal. Taalvaardigheid als beschermingsmechanisme om vooroordelen af te doen.

‘Wat ben ik blij dat je niet zo’n accentje hebt!’, vertelde een Tinderdate me toen ze me voor het eerst hoorde praten. 

Language is power. Maar wat als de macht die je toont eigenlijk schijn is? Een mager front dat doorbroken kan worden door een simpele, onverwachte gebeurtenis?

De sloot in, 22 november, 21.23

Vlak nadat de exitpoll de PVV als absolute winnaar van de verkiezingen uitwees, liep ik beduusd de bibliotheek uit. Toen ik mijn fiets van het slot haalde, viel hij per ongeluk bijna de gracht in. 

Ik bedacht me dat het eigenlijk wel grappig zou zijn als mijn fiets juíst op deze dag naar de bodem zou zinken – samen met mijn vertrouwen in de Nederlandse maatschappij.

Soms voel ik me een marionet in een spel van de goden, waarbij de ironische dubbelzinnigheden van het leven hun bron van entertainment zijn. 

‘Het Lot’.

Maar wat zouden we eigenlijk op de bodem van de Amsterdamse gracht vinden, behalve wat fietsen, een verdwaalde rollator en misschien wel een zak gestolen coke? Misschien liggen er wel dingen met een bijzonder, door het water verhuld verhaal: een weggesmeten ring van een boze geliefde, of een met de wind weggewaaide knuffel die het object is van een vergeten verlangen en rouw.

Soms vind je op de bodem dus een verhaal dat eerst verhuld was; een weggestopte werkelijkheid die er wel is, maar zich in de luwte verschuilt en ook weer omhoog kan komen drijven.  

De mantel van gewenning doet net als het water geloven dat de dingen die zij verhult onttrokken zijn van hun potentie. Maar je weet nooit wat de mantel kan doen afschudden en wanneer hetgeen wat eronder zit, misschien wel in een andere gedaante, onverwachts weer onthuld en relevant wordt. 

De transformatie in wat ‘Milders’ schudde de mantel af bij Wilders, 

die zo weer relevant werd en gewilder,

 maar transformeerde het symbolische geweld zo alleen maar in wat Wilders. 

Zijn wij de marionetten in een spel dat politiek heet? 

Plaats een reactie