Tekst door Phoebe Meekel, beeld door Esther
Lekkere hapjes uit de airfryer, een glas Rivella met ijsklontjes en liggen op de bank: een traditionele filmavond met mama. Maar terwijl we gepassioneerd verhalen over onze week delen – en daardoor de film missen – onderbreekt mijn moeder plots het gesprek en pakt ze haar Japanse waaier erbij. Zoute zweetdruppels sijpelen langs haar slaap en ze trekt haar vest uit. ‘Ik heb een opvlieger!’ roept ze.
Mijn moeder had een opvlieger: een van de kenmerkende symptomen bij de overgang. De overgang is een periode van enkele jaren rondom de laatste ongesteldheid, waarin hormonen een nieuw evenwicht zoeken. Hoewel de helft van de samenleving hiermee te maken krijgt, weten veel mensen er maar weinig van af en schamen veel vrouwen zich over hun opvliegers, slapeloosheid en veranderende lichaam. Het is zorgelijk dat hier een taboe op rust, aangezien dit niet enkel een negatieve invloed op de vrouwen in kwestie heeft, maar op de hele maatschappij. In dit stuk focus ik op twee situaties waar het belangrijk is dat de overgang serieus wordt genomen, maar dat nog niet goed genoeg gebeurt: op de werkvloer en een bezoek aan de dokter.
Wat is de overgang precies?
Een vrouw krijgt vanaf de geboorte een voorraad eicellen mee, die afneemt vanaf haar 45ste, waardoor er langzamerhand ook minder oestrogeen en progesteron wordt aangemaakt. Dit is het begin van de overgang. Net als anderen weet ook ik niet veel over de overgang, wat maar al te duidelijk werd toen ik erachter kwam dat ik ten onrechte de menopauze als synoniem voor de overgang gebruikte. Deze verschillen namelijk: de menopauze is slechts de laatste dag van de menstruatie, terwijl de overgang een periode van een aantal jaar is.
Bekende overgangsklachten zijn opvliegers, zweten en slaapstoornissen, maar er zijn ook minder bekende klachten. Zo hebben vrouwen onder andere last van migraine, stemmingswisselingen, prikkelbaarheid, hartkloppingen, depressiviteit, seksuele veranderingen en verminderde concentratie. Deze klachten kunnen wel vijf tot tien jaar – of zelfs langer – aanhouden!
Op de werkvloer: de cijfers
Het heersende taboe zorgt voor problemen op de werkvloer. In Nederland hebben namelijk ongeveer 1,8 miljoen werkende vrouwen – met name tussen de veertig en zestig jaar – te maken met de overgang. Zo’n 80 procent ervaart in meer of mindere mate een aantal van de bovenstaande klachten. Uit onderzoek van onderzoekscentrum TNO (2021) blijkt dat bij de helft van de werkzame vrouwen in de overgang deze klachten invloed hebben op hun werk. Wellicht word je duizelig van al deze cijfers. Waar het op neerkomt, is dat veel vrouwen op de werkvloer last hebben van hun overgangsklachten. Maar ondanks deze ontwikkeling blijkt uit een onderzoek van vakbond CNV (2023) dat maar 2 procent van de werkgevers een overgangsbeleid heeft. Daarbij stelt 1 op de 3 ondervraagden dat er op de werkvloer een taboe heerst rondom dit onderwerp en dat zij zich ook schamen om de overgangsklachten bespreekbaar te maken. Uit dit onderzoek blijkt ook dat vrouwen bang zijn dat het bespreken van klachten invloed gaat hebben op hun carrière. Deze angst is niet ongegrond: bij onderzoeksplatform Pointer kwamen anonieme tips binnen van vrouwen, die niet serieus werden genomen door hun werkgever wanneer ze de overgangsklachten bespreekbaar probeerden te maken. Niet alleen op de werkvloer, maar ook daarbuiten vinden mensen het lastig om over de overgang te praten. Wellicht komt dit door onze calvinistische mentaliteit: niet zeuren, maar doorwerken! Het is absurd dat vrouwen uit schaamte hier niet over willen praten en er hier vaak geen beleid voor is op de werkvloer. Het lijkt alsof de overgang niet bestaat of erkend wordt. Onthoud: de helft van de samenleving komt in de overgang!
“Net als anderen weet ook ik niet veel over de overgang, wat maar al te duidelijk werd toen ik erachter kwam dat ik ten onrechte de menopauze als synoniem voor de overgang gebruikte.”
Daarbij is niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever gebaat bij het regelen van een overgangsbeleid op de werkvloer. Veel van de medische kennis die we nu hebben is gebaseerd op het mannenlichaam, aangezien lang is aangenomen dat dit hetzelfde is als een vrouwenlichaam. Dit gedachtegoed blijkt toch bij ons te blijven plakken en is wellicht een van de redenen waarom werkgevers het niet nodig lijken te vinden dat er speciaal beleid is voor zaken die vrouwen aangaan. Maar een vrouwenlichaam verschilt wel degelijk van een mannenlichaam. CNV wil dan ook dat werkgevers manieren vinden om dit taboe te doorbreken en meer rekening te houden met de vrouwen die last hebben van de overgang. Misschien denk je nu: ‘Werkgevers hebben toch geen zin om hier tijd en geld in te investeren?’, maar feit is dat werkgevers op dit moment al omzet verliezen door gebrek aan beleid. Vrouwen komen nu namelijk in een burn-out terecht of gaan parttime werken door de klachten die komen kijken bij de overgang. Daarbij werken veel vrouwen in sectoren met personeelstekorten zoals de zorg, wat betekent dat er een groot probleem ontstaat als deze vrouwen uitvallen doordat er niet naar hun klachten wordt geluisterd. Kortom, niet alleen de werknemer en werkgever, maar de hele maatschappij haalt voordeel uit het regelen van een overgangsbeleid op de werkvloer.
Hormoontherapie
En ook bij de dokter heerst er een soort taboe rondom de overgang. Wanneer vrouwen zich wenden tot de dokter voor meer duidelijkheid over hun overgangsklachten en vragen om oplossingen, blijkt dat deze klachten vaak niet worden herkend of serieus worden genomen. Er wordt dan verteld dat ‘je er nou eenmaal doorheen moet’ of dat je simpelweg ‘minder moet werken’. En ja, je lichaam minder belasten met werk kan geen kwaad en helpt waarschijnlijk ook enigszins, maar ondanks deze ‘oplossingen’ kan een vrouw een aanzienlijk mindere kwaliteit van leven hebben. En dat is zonde, want er zijn hulpmiddelen.
Zo is er een hormoontherapie die de klachten van de overgang vermindert. Helaas wordt dit niet vaak als optie gegeven. Ook bij mijn moeder waren ze terughoudend om dit als optie aan te kaarten. Dit is een restproduct van een achterhaald onderzoek uit 2002 dat zou bewijzen dat hormoontherapie zou leiden tot borstkanker. Echter, de risico’s van deze therapie zijn in het algemeen juist laag. Het vermindert zelfs de kans op andere soorten kanker. Het is daarom belangrijk dat de arts de vrouw voldoende informeert over de risico’s, zodat deze zelf een afweging kan maken. Deze hormoontherapie kan de klachten namelijk zodanig verlichten dat het de kwaliteit van leven kan verbeteren: beter slapen, minder stemmingswisselingen, betere concentratie etc.
De filmavond
Dus laten we het normaliseren dat een vrouw soms een opvlieger heeft, vergeetachtig is of chagrijnig reageert. Niemand – en dus ook niet een vrouw in de overgang – zou zich hoeven te schamen over haar lichaam of gezondheid. Het is net als de puberteit een fase in iemands leven en zou dan ook op dezelfde manier genormaliseerd moeten worden. Dus praat erover en verwen je moeder eens met een lekker hapje uit de airfryer, na haar opvlieger tijdens de filmavond.
